De Grote Synagoge
De Grote Synagoge is de oudste van de vier synagogen waarin het Joods Historisch Museum sinds 1987 is gevestigd. Van deze voormalige synagogen heeft de Grote Synagoge altijd het meest in aanzien gestaan. Het gebouw is dan ook veelvuldig afgebeeld en er is veel over geschreven.

De eerste zichtbare synagoge van West-Europa
Vanaf 1635 hielden Hoogduitse joden huisbijeenkomsten in de oude jodenbuurt Vlooijenburg, het huidige Waterlooplein. Maar door de grote toestroom van joodse emigranten uit Oost-Europa, op de vlucht voor oorlogen en pogroms, groeide de gemeente zo snel dat in 1670 een perceel werd aangekocht om een eigen synagoge te bouwen.
Als aannemer en meester-metselaar werd Elias Bouman aangetrokken. Hij bouwde tevens het Pintohuis en enkele jaren na de Grote Synagoge de Portugese Synagoge. In de bouwstijl van de Grote Synagoge is ook de invloed van stadsbouwmeester Daniel Stalpaert te herkennen.
Er zijn overeenkomsten met de onder meer door hem ontworpen Oosterkerk in Amsterdam. De totale bouwkosten bedroegen 33.000 gulden. Om de bouw te financieren verstrekte de stad Amsterdam een lening van 16.000 gulden aan de joodse gemeente. Om het gebouw te kunnen bekostigen werden ook zitplaatsen in de synagoge verkocht.
De plechtige inwijding van het gebouw vond plaats op 25 maart 1671. Hiermee was het de eerste herkenbare Hoogduitse synagoge in Amsterdam, en zelfs de eerste synagoge van heel West-Europa die voor iedereen zichtbaar was.

Het gebouw
De Grote Synagoge is bijna vierkant, de binnen ruimte is 16 bij 17 meter. Vier witgemarmerde kolommen dragen de drie houten gewelven die in de lengterichting lopen. Uit een register van eind 18e eeuw blijkt dat de Grote Synagoge toen plaats bood aan 399 mannen en 368 vrouwen. Het gebouw heeft aan drie zijden galerijen. Twee ervan waren in gebruik als vrouwengalerij, zoals te zien is aan het hoge afscheidingshek.
Uit het feit dat er ook een galerij met lage balustrade was, bestemd voor mannelijke bezoekers, kan worden afgeleid dat de benedenruimte van de Grote Synagoge al van begin af aan te weinig ruimte bood. Centraal in die ruimte stond de bima, daaromheen waren de banken gegroepeerd. Kenmerkend voor het gebouw is de imposante marmeren Ark die in 1671 door Abraham Ben Isaac Auerbach uit Coesfeld aan de gemeente werd geschonken.
Op de Ark, die getooid wordt door de 'kroon der Tora', staan verschillende Hebreeuwse liturgische teksten. De opschriften op de voet van twee zuilen, die de ingang van de ark omlijsten, vermelden in het Hebreeuws de stichtersnaam en -datum (5)431 (=1671), en de data van twee restauraties in 1855 en 1913. De twee vierkante huisjes die tegen de synagoge aangebouwd zijn waren in gebruik als mikwe (het huisje op de hoek) en als bestuurskamer en woning voor de koster. De lange schoorsteen op het dak van het hoekhuisje hoort bij het mikwe.

In de 20e eeuw nam het aantal bezoekers van diensten in het Hoogduits Synagogencomplex af. Joden verhuisden naar nieuwe wijken in Amsterdam Zuid, waar zij buurtsynagogen opzetten. Ook kenmerkte deze periode zich door ontkerkelijking.
In 1935 werd het 350-jarig bestaan van de Hoogduits joodse gemeente groots gevierd. Martin Monnickendam maakte van deze gebeurtenis een bijzonder schilderij, waarin de Grote Synagoge in haar volle glorie verbeeld is.
Vanaf 1936 werd de Nieuwe Synagoge enkel nog gebruikt voor de hoge feestdagen, de Grote Synagoge bleef in gebruik tot 1943.

.
Restauraties en verbouwingen
In de loop der eeuwen zijn er diverse keren veranderingen aangebracht aan het gebouw.
In 1776-1777 is het hoekhuisje uitgebreid en werd er aan de kant van de Nieuwe Amstelstraat een voorportaal gebouwd over de volle breedte van de synagoge. Bij een latere verbouwing in 1822-1823 werd het huidige neoclassicistische ingangsportaal aangebracht. Toen werd ook het mikwe, dat in die tijd alleen nog dienst deed voor gasten, buiten werking gesteld. Er waren inmiddels andere mikwes in de directe omgeving gekomen. Het mikwe raakte in vergetelheid, maar werd herontdekt in de periode 1976-1987, toen het gebouw tot museum werd verbouwd.
Tijdens diezelfde restauratie werd ontdekt dat oorspronkelijk twee van de drie galerijen voor vrouwen bestemd waren, maar dat de derde galerij plaats bood aan mannen.
Andere veranderingen betroffen vooral de raampartij. In 1776 werden ijzeren ramen met glas-in-lood aangebracht. In 1855-1856 onderging het hele synagogencomplex een onderhoudsbeurt. Er werden weer houten ramen aangebracht en de blauwe kleur in het interieur werd overgeschilderd in donkerbruin en oker.
In 1911-1913 werd een schuin oplopende betonnen vloer gestort, er kwam een zangersbalkon boven de galerij aan de kant van de Nieuwe Amstelstraat en in de oostmuur van de Grote Synagoge werden felgekleurde glas-in-loodramen geplaatst.
Tweede Wereldoorlog
De synagoge werd in september 1943 op last van de Duitse bezetter gesloten. De meeste religieuze voorwerpen werden hierna in veiligheid gebracht in de kluizen van de Amsterdamsche Bank, waardoor zij behouden bleven.
In de hongerwinter van 1944-1945 werden alle galerijen gesloopt om te worden gebruikt als stookhout. Toen Amsterdam werd bevrijd, was de synagoge zwaar gehavend: van het interieur overleefde alleen de marmeren ark de oorlog. Enkele voorwerpen uit de synagoge, die in de oorlog naar Duitsland waren gebracht kwamen na de bevrijding terug naar Amsterdam. Het gebouw stond nog tientallen jaren als een schim in de stad, voordat er een waardige bestemming voor werd gevonden.

Van gebedshuis tot museum
In 1954 heeft de gemeente Amsterdam het leeggeplunderde complex, inclusief de Nieuwe Synagoge en de Obbene en Dritt Sjoel, overgenomen. Onder leiding van architect J. Schipper vond in 1966 een ingrijpende restauratie plaats. Na de verbouwing door Premsela Vonk en Partners in samenwerking met de architect Roy Gelders in de periode 1976-1987 biedt het complex sindsdien huisvesting aan het Joods Historisch Museum. Bij die restauratie zijn de synagogen hersteld naar de situatie in 1822. De bovengenoemde aanpassingen zijn toen weer verwijderd.
Vanaf 1987 is de Grote Synagoge weer toegankelijk voor publiek, niet in zijn oorspronkelijke functie van gebedshuis, maar als onderdeel van het complex waar het Joods Historisch Museum is gehuisvest. Het museum omvat de Grote Synagoge, de Nieuwe Synagoge, de Obbene Sjoel en de Dritt Sjoel. De gebouwen zijn zodanig met elkaar verbonden dat zij één geheel vormen, maar nog wel van elkaar te onderscheiden zijn.
In de Grote Synagoge zijn nu twee vaste exposities te zien. Op de begane grond die over religieuze cultuur en op de galerij de geschiedenis van joden in Nederland tot 1900.