Vergeet me niet

Podcast

Waargebeurde verhalen podcast

Aan de hand van zes persoonlijke voorwerpen en de verhalen die ze meedragen, neemt podcastmaker Reinjan Prakke je mee door de geschiedenis van de Holocaust in Nederland. De podcast ‘Vergeet me niet’ begint vlak voor de Tweede Wereldoorlog, vertelt over de systematische vervolging en moord tijdens de bezetting en werpt een nieuw licht op de periode na de bevrijding.

Nu luisteren

Luister naar de onvergetelijke verhalen van Rosa, Chaja, George, Klaartje, Siem en Leny. ‘Vergeet me niet’ is een zesdelige podcastserie, te beluisteren via alle gangbare podcast-apps. Voor doven en slechthorenden zijn transcripties beschikbaar, onderaan deze pagina.

Transcriptie voor doven en slechthorenden

Omgevingsgeluid van een voorbijrijdende auto

Reinjan Prakke (host): Het is een koude, maar zonnige maandagochtend in januari als ik voor het eerst voetstappen zet in het Nationaal Holocaustmuseum in Amsterdam.

Deur wordt geopend

Hallo, hallo.

Annemiek Gringold (Conservator Nationaal Holocaustmuseum): Goeiemiddag

Reinjan: Hoi. Reinjan, hi.

Annemiek: Dag Reinjan, ik ben Annemiek.

Reinjan: Ja, leuk.

Annemiek: Kom verder!

Reinjan: Dank je.

Ik krijg er vandaag een rondleiding van Annemiek Gringold, de conservator van het museum.

Start achtergrondmuziek

Ik volg jou, welke kant gaan we op?

Annemiek: Hier zijn we op de verdieping waar de tentoonstelling Nederland en de Shoah begint en we gaan hier naar rechts.

Reinjan: Ze neemt me mee naar een van de ‘Vergeet me nietjes'. Een serie uniek vormgegeven vitrines met daarin een persoonlijk voorwerp van een Holocaust slachtoffer.

Annemiek: Kijk, zo'n ‘Vergeet me niet’-installatie is een meubeltje die eigenlijk een ode aan het leven is van één mens. En dit is er zo'n eentje.

Reinjan: Voor me staat een kleine vitrine van notenkleurig hout, geborsteld messing en glas.

Annemiek: En kijk, als ik ietsje dichterbij kom, dan gaat het lichtje aan. En dan staat Rosa Schlamowitz ineens in de schijnwerpers. Ineens krijgt ze mijn volle aandacht.

Reinjan: Rosa Schlamowitz.

Op de foto zie ik een meisje van 13 jaar.

Ze heeft sluik haar, draagt een gestreepte trui en heeft een zachte blik.

Annemiek: Als je even wacht zie je de foto langzaam van de zwart-witfoto die we van haar hebben veranderen in kleur zie je? Ze krijgt een blos op haar wangen en ze kijkt ons aan.

Reinjan: Haar gezicht krijgt kleur, haar haar wordt donkerblond en haar trui verandert van grijstinten naar geel en roze. Zo wordt ze ineens een meisje van deze tijd, alsof ze hier zo om de hoek zou kunnen lopen.

Als ik naar beneden kijk zie ik in de vitrine een klein hartvormig medaillon van zilver. En in het sieraad zit een puntgave, sepia-kleurige foto. Een foto van Rosa van een paar jaar eerder.

Ze is daar 9 jaar oud.

Annemiek: En wanneer je dus foto's van een kind ziet, hoe een kind groeit en zich ontwikkelt, dan ga je ook een beetje projecteren hoe zo'n kind er uiteindelijk als volwassene uit gaat zien.

Dat vind ik leuk omdat we twee foto's hebben van twee verschillende leeftijden.

Geluid van voetstappen

Reinjan: Annemiek neemt me vervolgens mee naar een stofvrije ruimte en ik krijg latex handschoenen aan. Om het kleine fragiele medaillon van dichtbij te kunnen bekijken.

Einde achtergrondmuziek

Annemiek: Dit is het.

Reinjan: Ja.

Annemiek: Het is piepklein.

Reinjan: Mag ik het?

Annemiek: Ja, pak het. Wees voorzichtig.

Reinjan: Natuurlijk.

Annemiek: Zie je, er is een kleine decoratie en een klein parelrandje er omheen. Het is echt wel een fraai...

Reinjan: Ja.

Het medaillon is geraffineerd, maar het zilver is aangetast, gehavend door de tijd.

En Annemiek vertelt me, tegen mijn eigen verwachting, in dat Rosa dit medaillon waarschijnlijk zelf gedragen heeft.

Bijzonder, maar misschien is het normaal, maar om een foto van jezelf in het medaillonnetje te hebben. Alsof daar een gedachte achter zit. Want meestal doe je iemand die je dierbaar is, denk ik.

Annemiek: Oh, je weet niet hoeveel gesprekken we daarover hebben gehad.

Onze reconstructie is, dat met het vertrek van de kindertransporten, waar ouders natuurlijk een hartverscheurend besluit moesten nemen. Stuur ik mijn kind of niet?

En dat ook heel snel moesten doen, van vandaag op morgen bij wijze van spreken. Dat de moeder die dit medaillon droeg, het bij het afscheid aan haar kind heeft gegeven.

Maar de vraag die jij stelt, wat vreemd dat ze een medaillon draagt met een eigen foto. Dat is een vraag die wij ons vele malen hebben gesteld. En wij denken dat dat het aannemelijke verhaal is, maar zeker weten doen we dat natuurlijk helemaal niet.

Reinjan: Wie was deze Rosa?

Reinjan: Wat waren de kindertransporten?

Reinjan: Welke weg heeft ze afgelegd?

Reinjan: Wat is haar precies overkomen en was ze alleen of samen met anderen?

Start intromuziek

Reinjan: Je luistert naar Vergeet me niet.

Een podcast van het Nationaal Holocaustmuseum.

Mijn naam is Reinjan Prakke en aan de hand van zes persoonlijke voorwerpen en de verhalen die ze meedragen, neem ik je mee door de geschiedenis van de Holocaust in Nederland.

Beginnend bij de jaren voor de oorlog en de eerste dagen van de bezetting. Vervolgens naar de systematische discriminatie, deportaties en moord van Joden. Tot aan de bevrijding van Nederland en de jaren erna.

Slotnoten intromuziek

Dit is aflevering 1: Rosa en de kindertransporten.

Annemiek en haar collega's konden terugvinden dat Rosa is geboren op 11 juli 1929 in Hamburg.

Dit is het jaar van de beurskrach. Het moment dat wereldwijd de aandelenmarkten crashen. Rosa groeit daarmee op in onzekere economische tijden met hoge werkloosheid en veel maatschappelijke onrust. In Duitsland komt daar nog iets bij. Veel Duitsers voelen zich in de jaren vernederd door het verliezen van de Eerste Wereldoorlog.

De bezetting van het Rijnland, een groot deel van het huidige westen van Duitsland en het verliezen van grondgebied vallen hen zwaar. Door de politieke instabiliteit die voortkwam uit deze financiële crisis kan de Nationaalsocialistische Duitse Arbeiderspartij, de NSDAP, van Adolf Hitler groeien. En in 1933 komen ze voor het eerst aan de macht.

Duitstalig fragment: Adolf Hitler geeft in april 1933 een speech aan de buitenlandse pers op het moment dat hij aan de macht komt.

Reinjan: De nazi's beloven betere tijden en eerherstel. Veel Joden daarentegen kiezen in die jaren eieren voor hun geld en vluchten het land uit. Als drie jaar later de Duitse troepen het Rijnland binnenvallen om het te heroveren op Frankrijk geeft dat de Duitsers zelfvertrouwen. Het is daarmee de eerste van meerdere annexaties.

Duitstalig fragment: Adolf Hitler spreekt op een nazicongres in Neurenberg, 3 jaar voordat de oorlog uitbreekt.

Reinjan: Hitler dankt zijn succes ook aan zijn uitstraling. Hij is een begaafd spreker en wordt in die dagen aanbeden als leider. De dwingende propaganda van de NSDAP, vol symbolen, kleuren en uniformen, zweept het nationalisme op. Tegelijkertijd gebruiken Hitler en de zijnen volop intimidatie, geweld en terreur.

Het is al snel duidelijk dat Joden tot zondebok gemaakt worden voor alles wat er fout gaat in de Duitse samenleving.

Engelstalig fragment: Er wordt verslag gedaan van de rijen Duitsers die, samen met Adolf Hitler, naar de stembureaus gaan. Na het stemmen ontvangt iedereen een badge met de tekst ‘Freedom & Bread’

Reinjan: Als bij de schijnverkiezingen in 1936, 98 procent van de kiezers op de NSDAP stemt en Hitler het definitief voor het zeggen krijgt, zullen ook de ouders van Rosa, Abraham en Chana Schlamowitz noodplannen maken om Duitsland te ontvluchten als de situatie verslechtert. Maar ze besluiten voorlopig te blijven.

In 1939 verandert dat. Rosa moet vluchten. Alleen, zonder haar ouders. Naar een voor haar onbekend land. Nederland.

Wat gebeurde daar? Waarom moest ze weg? En waarom zonder haar ouders? Was ze alleen of ging ze met anderen?

Geluid van voorbijrijdende trein

Om daar een antwoord op te vinden, reis ik af naar Den Haag. Direct naast het Centraal Station zit het Nationaal Archief. Hier staan rij, na rij, alle historische documenten van de Nederlandse ministeries opgeslagen.

Reinjan: Hallo hallo.

Omgevingsgeluid

Miriam Keesing (Historisch onderzoeker): Heb je een trein eerder genomen?

Reinjan: Ja ik denk het.

Miriam Keesing: Want ik liep de hele tijd om te kijken. Ik dacht, je zit vast in dezelfde trein, maar nee.

Reinjan: Ik heb afgesproken met Miriam Keesing. Miriam, een erudiete vrouw met zwart haar en grote sprekende ogen, is historisch onderzoeker.

Dit is een beetje jouw werkplek de afgelopen 10 jaar geweest.

Miriam: Ja, de laatste tijd niet meer zoveel, omdat ik nu dus eigenlijk voornamelijk met mijn studie bezig ben. Maar ik heb hier heel wat...

Start achtergrondmuziek

Reinjan: Miriam kwam ruim 10 jaar geleden uit privéoverwegingen terecht in het Nationaal Archief.

Ze ging op zoek naar gegevens van een Duits-Joodse jongen die bij haar grootouders in huis heeft gewoond tijdens de oorlog. En al zoekende ontdekte ze welke bijzondere route hij heeft afgelegd.

Hij werd in Duitsland door zijn ouders op de trein naar Nederland gezet, omdat ze dachten dat hij hier veilig zou zijn. Maar tot Miriam's verbazing bleek hij niet alleen te zijn gekomen.

Miriam: Want toen ik erachter kwam van hé, er waren eigenlijk heel veel van die vluchtelingen kinderen. En daar is helemaal niks over bekend. En toen ben ik door onderzoeken hier, ben ik steeds meer gaan opschrijven. Ben ik een database gaan bijhouden en dacht ik, oh, dat is interessant. Ik ben echt per ongeluk met het onderzoek begonnen.

Reinjan: Miriam maakte foto's van alle documenten die ze tegenkwam. Ontleedde elk papiertje en bracht dat terug tot een doorzoekbare digitale database. Monnikenwerk waar ze jaren mee bezig is geweest en waardoor ik enkel de naam van Rosa Schlamowitz hoef te noemen en Miriam kan achterhalen in welke dozen we sporen van Rosa kunnen vinden.

Geluid van een rits die geopend wordt en van het uitpakken van een tas.

Ja, we zijn bij mij wat meer tijd kwijt… Want ik heb heel veel vakjes, heel veel kabeltjes en dingetjes...

Piepend geluid van een beveiligingsapparaat

Reinjan: Alsof we op een vliegveld staan, gaan we van beveiliger naar beveiliger. Steeds dieper het pand in. En gaandeweg, wordt het stiller.

Miriam: Fluisterend Je moet hier dus altijd een beetje rustiger praten, want hier zitten mensen te werken.

Reinjan: Links en rechts zitten mensen met stapels dozen, leeslampjes en aantekeningenschriften.

Miriam: Goedemorgen.

Reinjan: Goedemorgen.

Miriam: Ik heb twee stukken aangevraagd. Ja, en er is een ruimte voor ons gereserveerd.

Archiefmedewerker: Ja in kamer C. Ik loop even met u mee.

Reinjan: De beveiliger brengt ons naar een door glas omgeven studiezaaltje. Waar de door Miriam opgevraagde dozen voor ons klaar staan. En terwijl wij plaatsnemen, en de beveiliger ons nauwlettend in de gaten houdt, gaan we door de stapels met papieren heen.

Einde achtergrondmuziek

Miriam: Dit was een van de eerste dingen, hier ben ik mee begonnen. Dit is nu veel mooier opgeborgen dan het toen was.

Geluid van documenten die uit een doos worden gehaald

Reinjan: Voor ons liggen mappen met stapels papieren. Bruin van ouderdom, gehavend, beklad en beschreven met ouderwetse handschriften. De ogen van Miriam zie ik de documenten nauwkeurig scannen. En af en toe even oplichten door een naam die ze herkent.

Miriam: Dit was een vriendje van Anne Frank.

Reinjan: Een voor een legt ze de papieren naast zich neer. Tot we daar ineens Rosa's naam op een document zien staan.

Miriam: Waarschijnlijk zijn we nu heel dicht bij Rosa, of nou ja, in overdrachtelijke zin. Omdat zij waarschijnlijk vlak bij deze kaart heeft gestaan.

Reinjan: Voor ons ligt een half A4-tje van karton. Bruin uitgeslagen met een stempel van de gemeente Ruinen. Een plaatsje op 60 kilometer van de Nederlands-Duitse grens in Drenthe. Daar zal ze haar eerste week in Nederland verblijven.

Miriam: Want heel veel van die vluchtelingen moesten eerst in quarantaine. Wat ook een beetje… Vernederend was vaak voor die mensen, want… dit waren natuurlijk allemaal hele beschaafde mensen.

Reinjan: Eenmaal in quarantaine werden deze kaarten ingevuld om vluchtelingen te registreren. Bovenin staat haar geboortedatum. 11 juli 1929.

Verder is de kaart een beetje rommelig. Er is geknoeid met Rosa's achternaam. De naam van haar ouders is een paar keer doorgekrast. En we zien verschillende handschriften elkaar afwisselen met getypte letters.

Miriam: En waarschijnlijk omdat er zo geknoeid is op deze kaart. En omdat er staat geboorte… Van haar ouders; '...geboorteplaats en geboortedatum niet bekend'.

Stond zij voor die ambtenaar. En hebben ze haar gevraagd. Waarschijnlijk in hun beste Duits: hoe heet je en waar ben je geboren? Wat weet je over je ouders?

Zij was negen. Ze werd dat jaar tien. En zij wist niet waar in op welke datum haar ouders waren geboren.

Reinjan: Ja. En de achternaam is in eerste instantie ook verkeerd gespeld, denk ik.

Miriam: Ja, ze waren ook in Polen geboren, beide ouders. En waarschijnlijk stond er WICZ. Wat ook de Poolse spelling is.

Reinjan: Maar dat is denk ik naderhand gedaan. Want dat is een andere pen, denk ik.

Miriam: Ja, en ook een ander handschrift.

Reinjan: Ja.

Miriam: Ja. Dezelfde persoon die toen wist dat haar moeders meisjesnaam Urbach was. Hier staat… Ja, ze had wel een kinderausweis. Maar daar stond kennelijk de naam van haar ouders niet op.

Reinjan: Maar hier is wel duidelijk dat haar ouders naar de USA wilden emigreren. Dat staat er.

Miriam: Ja.

Muziek

Reinjan: Langzaamaan begin ik een beetje een leven voor me te zien. Van mensen die terecht leken aan te voelen dat hun vaderland weinig goeds voor ze in petto had.

En ik sta versteld van de hoeveelheid informatie die je kan halen uit een ogenschijnlijk klein bureaucratisch papiertje.

Om beter te begrijpen hoe de ouders van Rosa de keuze hebben kunnen maken om hun dochter alleen op pad te sturen vraag ik Miriam naar de omstandigheden in het Duitsland van eind jaren '30.

Miriam: In Duitsland was toen al vijf jaar lang, ruim vijf jaar waren de nazi's aan de macht. En in die vijfeneenhalf jaar hebben ze heel geleidelijk aan maatregelen genomen tegen de Joden.

Einde muziek

En dat begon met een boycot op 1 april 1933 van Joodse winkels. En daarna werd het leven voor de Joden steeds moeilijker gemaakt.

Je had de Neurenbergerwetten in 1935 die probeerden te bepalen wie een Jood was en wie niet. En die verbood dat Joden met niet-Joden mochten trouwen bijvoorbeeld. En zo werd het leven voor Joden steeds moeilijker.

En toen in november de Kristalnacht uitbrak…Dat was van tevoren...

Achtergrondmuziek. Geluid van voetstappen en brekend glas

Reinjan: In de nacht van 9 op 10 november 1938 werden Joden en hun bezittingen aangevallen. De nazi's pakten die nacht 30.000 Joodse mannen op. Ook vernielden ze honderden synagogen en duizenden Joodse winkels.

Miriam: En het is verschrikkelijk geweest. Er zijn heel veel synagogen vernield, in brand gestoken. Er zijn bedrijven, Joodse bedrijven zijn vernield. Joodse woonhuizen zijn vernield. Gewoon waar mensen thuis waren. Daar zijn ze binnengekomen en hebben alles kort en klein geslagen. En heel veel mannen en jonge jongens zijn gearresteerd en naar politiebureau's meegenomen. Er waren toen ook al een aantal concentratiekampen. Daar zijn ze in opgesloten. Er zijn ook mensen vermoord. Sommige mensen zijn in de rivier gegooid bijvoorbeeld. Ze werden met z'n tweeën aan elkaar vastgebonden.

En dat was dus de aanleiding dat heel veel vrouwen toen alleen bleven. Hun man was weg. Ze wisten vaak ook niet waar naartoe. En ze zaten daar met de kinderen. Ze zaten geen inkomsten, ze hadden vaak geen huis. Ja, wat doe je dan?

Einde achtergrondmuziek

Reinjan: De angst zit er goed in bij de Joodse gemeenschap. En in een mum van tijd komen grote vluchtelingenstromen op gang.

Miriam: Er was een hele grote groep die illegaal kwam. Die door hun, vaak door hun moeders dus, naar de grens werden gebracht. En die dan gewoon gingen lopen. Die lopend over de grens kwamen of soms kwamen ze met de trein. Er kwamen heel veel van die kinderen in Nijmegen aan bijvoorbeeld. En dat begon eigenlijk meteen na de Kristalnacht. Daarvan weet ik dat de eerste kinderen die kwamen op 11 en 12 november. Op die manier hier aan.

Daarnaast heb je de officiële kanalen. Dus veel daarvan wordt kindertransporten genoemd. Daarvan, ik zie de eerste groepen legale kinderen in Nederland aankomen. Ook al eind november 1938.

Reinjan: In november 1938 heeft de Engelse regering besloten kindervluchtelingen toe te willen laten. Om dit in gang te zetten, zoeken ze contact met de Duitse autoriteiten.

Omdat het hen zelf aan goede contacten ontbreekt, nemen ze contact op met de Nederlandse Truus Wijsmuller. Die op het gebied van vluchtelingenwerk een grote staat van dienst heeft.

Ze vragen haar naar Wenen te reizen en in gesprek te gaan met Adolf Eichmann. Een hooggeplaatste Duits-Oostenrijkse SS-functionaris. Die later is aangewezen als één van de hoofdverantwoordelijken voor de massamoord op Joden.

Miriam: Ze is geloof ik naar Berlijn gevlogen en vanaf Berlijn op de trein gestapt naar Wenen. Ze heeft de afspraak gemaakt met de meneer Eichmann.

En die heeft toen tegen mevrouw Wijsmuller gezegd: Nou weet je? - dat was op maandag dit gesprek - deze zaterdag mag je 600 kinderen meenemen. En als je dat doet, dan mogen er 10.000 weg.

Reinjan: Als je dat lukt zeg maar.

Miriam: Ja. Als jij zaterdag met 600 kinderen vertrekt, dan krijg je toestemming van mij voor nog meer. En anders.. bekijk het maar.

Reinjan: En is dat een soort organisatorische uitdaging van 'dat lukt je toch niet'? Of hoe moet ik dat lezen?

Miriam: Ja, waarschijnlijk heeft hij gedacht, nou, dat gaat haar niet lukken. Ten eerste is het vrij kortdag, ten tweede zijn het vrij veel kinderen. En ten derde, zaterdag is Shabbat. Ja, vrome kinderen, reizen niet op Shabbat. Dus het is heel goed mogelijk dat hij heeft gedacht: Gaat haar nooit lukken. En dan ben ik hier vanaf.

Overgang in muziek

Reinjan: Maar tegen alle verwachtingen in lukt het Truus Wijsmuller wel. Daarmee zou ze het lot bepalen van veel duizenden kinderen. En ook dat van Rosa. Die zaterdag vertrekt ze met 600 kinderen. En krijgt daarmee toestemming om veel meer Joodse kinderen het land uit te krijgen. In totaal ruim 10.000. Vanuit heel Duitsland vertrekken treinen met wagons vol kinderen. Een groot deel ging naar de Britten. Maar ook Frankrijk, België en Nederland namen kinderen op.

En hoe weet je nu dat Rosa op één van die transporten heeft gezeten?

Einde muziek

Miriam: Dat weet ik omdat hier op haar kaart staat dat zij op 10 januari 1939 in Ruinen aankwam. En ik kan in mijn database, kan ik gewoon een selectie maken. En dan kan ik zien dat er een heel aantal kinderen op 10 januari 1939 in Nederland aankwam.

Dus dan kan ik daaruit concluderen dat zij samen reisde als een groep.

Reinjan: En moet ik dan voorstellen dat dat een hele trein vol is met allemaal kinderen? Of heb je daar een beeld bij?

Miriam: Nou meestal zaten ze in een aparte wagon die dan werd aangekoppeld aan de reguliere trein.

Reinjan: Maar hoe was dat voor hun op die trein? Was dat op dat moment even een gevoel van, we komen in veiliger gebieden? Of was dat op dat moment… Ben je op dat moment verscheurd door het uit het oog raken van je… van je ouders, van je moeder?

Miriam: Het is heel wisselend eigenlijk. Sommige van die kinderen… realiseerden zich heel goed dat ze weggingen vanuit een gevaarlijke situatie. En dat ze in Nederland veilig waren. Dus er zijn ook verhalen over dat als de grens waren gepasseerd… dat ze dan gingen juichen.

Ik heb ook veel verhalen gehoord eigenlijk dat de jongere kinderen… zich nauwelijks beseften wat er gebeurde. En ook niet dat ze voorgoed weggingen van hun vaderland en van hun ouders of moeder… die.. ja het gebeurde ze… Ze hadden… Ze dachten nou we gaan een soort van op vakantie misschien… Ja, die wisten het niet zo goed.

En de oudere kinderen… Die wisten natuurlijk vaak juist wel heel goed. Dus voor die oudere kinderen was het veel tragischer. En die huilden vaak ook veel meer dan de jongere kinderen. Want die beseften zich heel goed. Hier gebeurt echt iets heel vreselijks, en we komen misschien nooit meer terug.

Reinjan: De kinderen gaan in quarantaine in Ruinen en zijn vanaf dat moment overgeleverd aan de grillige besluitvorming van de Nederlandse regering.

Miriam: En toen heeft de regering gezegd, we nemen 1500 kinderen op. Die mogen hier komen. En toen hebben ze in eerst instantie, hebben ze besloten. We nemen kinderen op die familieleden hebben hier… zodat ze bij die familieleden kunnen worden ondergebracht.

Alleen na, eigenlijk al na een paar weken bedacht de Nederlandse regering zich. Want die dachten ja, we willen een transmigratie-land zijn. Wij willen dat de kinderen weer doorreizen om het maar netjes te zeggen.

Dus we willen eigenlijk niet dat die kinderen bij hun familie gaan wonen. Want dat kan wel eens hartstikke gezellig en leuk zijn. En wie weet willen die kinderen dan hier blijven. En we kunnen heel slecht toezicht houden dan op wie waar is. En nou weet je, we gaan ze toch in tehuizen onderbrengen.

Reinjan: Dat is ook een hele kille zakelijke houding van de Nederlandse overheid dan daarin toch?

Miriam: Ja, en het is nog erger. Want toen dachten ze, oh ja, dat kost wel geld… om die kinderen in die tehuizen onder te brengen. En weet je wat we doen? We gaan die familieleden… gaan we aanschrijven en die vragen we of ze een financiële bijdrage willen leveren… voor de onderbrenging van die kinderen. Dus die mensen…

Reinjan: De Nederlandse overheid vraagt families om voor ieder kind verpleegkosten te betalen. Van 50 gulden per kind. Een bedrag dat voor velen overeenkomt met een maandsalaris.

Miriam: En nouja, als je dus drie, vier kinderen had aangevraagd, dan ging het helemaal om een gigantisch bedrag. En de meeste van die mensen, zeiden. Ja maar A. ik heb het niet. En B. ik wil ook helemaal niet dat die kinderen in een tehuis worden ondergebracht. Ik wil, ze kunnen gewoon bij ons en dan hebben we bijna geen...

Reinjan: Wanneer we het spoor van Rosa volgen, zien we dat ze vanuit Ruinen naar Amsterdam is overgebracht. Daar komt ze terecht in het burgerweeshuis.

Achtergrondmuziek

Miriam: In het burgerweeshuis zijn tussen maart 1939 en mei 1940 heel veel kinderen geweest. Die sliepen natuurlijk per sekse bij elkaar. Jongetjes bij jongetjes, meisjes bij meisjes. Het eten was vreselijk. Ze hadden niets te doen.

Maar ik heb eigenlijk nog nooit een van de kinderen positief gehoord over het burgerweeshuis.

Reinjan: Kort nadat Rosa aankomt, maakt de Nederlandse regering weer een beleidsmatige draai.

Miriam: Toen ze zagen hoe weinig van die familieleden ook daadwerkelijk betaalden. Hebben ze bedacht, nou ja, dan gaan we ze misschien toch maar bij gezinnen onderbrengen. Dus toen is er weer een hele bureaucratie opgetuigd om al die kinderen bij hun eigen gezinnen soms… of bij pleeggezinnen onder te brengen.

Reinjan: En zo gebeurt het dat Rosa al na twee maanden ontslagen wordt uit het burgerweeshuis. Om opgevangen te worden door een pleeggezin in Rotterdam.

Einde muziek

Miriam: En hier staat dan: 12 juli 1939. Hierbij deel ik u mede, dat krachtens machtiging van zijne excellentie, de minister van Binnenlandse Zaken, de vluchtelinge Rosa Schlamowitz, die thans in het burgerweeshuis verblijft, daaruit op 17 juli 1939 zal worden ontslagen. Ten einde te worden opgenomen in het gezin van, meneer Nieuwenhuijzen, Mosseltrap 2 te Rotterdam, onder garantie van uw committee.

Reinjan: Over het leven dat ze hier leidt is niet veel bekend. Maar volgens Miriam is het heel aannemelijk dat ze vanuit daar contact heeft gehad met haar ouders.

Miriam: Het was niet makkelijk, zomaar schrijven naar Duitsland, maar het kon wel. Dus het is waarschijnlijk dat Rosa wel correspondeerde met haar ouders. En op een bepaald moment geen brieven meer kreeg van ze.

Overgangsmuziek

Reinjan: De namen van de ouders van Rosa heeft Miriam gevonden op de deportatielijst van 11 december 1941 naar Riga in Letland. Nadat vele Joden uit Riga door massa-executies waren vermoord werden Duitse Joden gedwongen om in het vervuilde en overvolle ghetto van Riga te leven. Daar eindigde het spoor van Abraham en Chana.

Hoe is het Rosa sindsdien vergaan in de zin van wat weet je, wat weten we daar nog van?

Miriam: Ja, heel weinig, weten we daarvan. Bij haar... Ja. En dat vind ik dus, dat vind ik heel erg, weten we niks.

Reinjan: De kans bestaat bijvoorbeeld dat ze naar school heeft kunnen gaan. Dat ze vriendinnetjes heeft gemaakt. Maar hierover valt niets te vinden in de archieven.

Ondertussen is Nederland bezet en maken de Duitsers ook hier de dienst uit. Stap voor stap wordt er toegewerkt naar de grootschalige deportaties van Joden, naar werk-, concentratie- en vernietigingskampen.

Over dit laatste deel van Rosa haar geschiedenis, heeft het Nationaal Holocaustmuseum nog wel informatie weten te achterhalen.

Daarom kom ik voor deze puzzelstukjes van Rosa's verhaal, weer terug bij Annemiek Gringold, de conservator van het Nationaal Holocaustmuseum.

Annemiek: Rosa is gedeporteerd in 1942, uit Rotterdam naar Westerbork. En bij haar vertrek heeft ze bij dat pleeggezin in Rotterdam dit medaillon achtergelaten.

Reinjan: Ze geeft haar medaillon aan haar pleegzus Lydia, om het voor haar te bewaren tot na de oorlog. Als Rosa vervolgens in het doorgangskamp wordt ingeschreven geeft ze aan niet meer zeker te weten of al haar grootouders Joods waren. Waarschijnlijk een tactische zet, ingefluisterd door volwassenen om haar heen, maar daarmee zeker niet ongevaarlijk. Om zo directe deportatie uit te stellen of te voorkomen.

Annemiek: Je moet wel lef hebben om dat te durven, bij een registratie. Want zo was ze geregistreerd, dat er twijfel was over haar volledig Joodse afkomst. Waardoor ze dus best lang in Westerbork is gebleven.

Reinjan: De twijfel die ze zaait, lijkt haar vruchten af te werpen. Waardoor ze directe deportatie voorkomt. Ze verblijft hierdoor enkele maanden in het weeshuis van Westerbork. In barak 20. Maar dan, in maart 1943, valt alsnog het besluit om Rosa te deporteren.

Annemiek: Het heeft haar niet gered, want ze is in 1943 gedeporteerd naar Sobibor.

Daar is ze vermoord.

Reinjan: Rosa Schlamowitz is dan 13 jaar oud.

[Stilte]

[Outro leader]

Reinjan: Dit was Vergeet me niet. Een podcast van het Nationaal Holocaustmuseum.

Ben jij benieuwd geworden naar Rosa's medaillon? Of wil je meer weten over de kindertransporten en de Holocaust? Kom dan naar het Nationaal Holocaustmuseum.

In de volgende aflevering volg ik de tijdlijn van de Jodenvervolging in Nederland. En onderzoek ik het verhaal van Chaja.

Julia Sarbo (Historicus Nationaal Holocaustmuseum): Wat we weten is dat het ontslag van Chaja in ieder geval bij haar collega's heel veel weerstand oproept. En dat ze haar heel erg missen.

Reinjan: En probeer ik erachter te komen wat de poederdoos die ze krijgt, te maken heeft met de anti-Joodse maatregelen.

Julia: Zorgen ze ervoor dat de Joden geen werk meer hebben, geen inkomen. Geen huiseigenaar meer mogen zijn. Geen fabrieken meer mogen bezitten, aandelen mogen bezitten. Geen ambtenaar mogen zijn. Je bent constant en voor iedereen zichtbaar, vindbaar. En je kan je niet meer verschuilen. Je hebt geen inkomen, je hebt geen veilige plekken meer om niet-Joden te ontmoeten.

En zo raak je in een isolement waardoor uiteindelijk deportatie en moord mogelijk zijn.

Reinjan: Deze podcast is geproduceerd door audio agency Airborne.

Mijn naam is Reinjan Prakke.

Dank voor het luisteren.

Geluid van voetstappen

Annemiek Gringold (Conservator Nationaal Holocaustmuseum): Kijk, hier komen we in de volgende ruimte van het museum en waar het zojuist nog ging over de periode voor de bezetting, gaat het hier over de invasie en over de aanvang van de bezetting hier in Nederland.

Achtergrondmuziek

Reinjan Prakke (host): Met Annemiek Gringold, de conservator van het Nationaal Holocaustmuseum, loop ik verder de tijdlijn van de geschiedenis in. Van het eerste verhaal over de tienjarige Rosa, dat zich afspeelde in de jaren voor de bezetting, neemt ze me mee naar het verhaal van Chaja, dat me meer vertelt over de ontwrichtende jaren die volgen.

Annemiek: Kijk eens hier.

Reinjan: Bij wie komen we aan?

Annemiek: We komen bij Chaja. Chaja staat hier op de foto, hij is nu nog zwart-wit. Je ziet het, ze doet de das goed van Ab. Ab is haar vriendje.

Reinjan: Op de digitale foto bovenop de vitrine, die langzaam van zwart-wit in kleur verandert, zie je een jong stel van een jaar of 19/20. Zij, een knappe dame, met halflang bruin krullend haar, loopt in een jurkje dat ook vandaag de dag nog hip zou kunnen zijn. Hij draagt een oubollig grijs pak en heeft zijn zwarte haren netjes in een zijscheiding gekamd.

Annemiek: Chaja Borzykowski is in Nederland geboren, haar ouders waren Pools. Ze is lid van de AJC, dat is een jeugdbeweging, de Arbeiders Jeugd Centrale. Een socialistische jeugdbeweging die heel erg van de natuur hield en bijvoorbeeld een groot kampterrein in Vierhouten had. En daar gingen dan al die leden naartoe en dan gingen ze wandelingen maken in de natuur en toneelvoorstellingen voor elkaar doen. En Chaja was lid van de AJC en Ab ook, Ab Stodel. Ab is een Amsterdamse Joodse jongen en ze zijn verliefd op elkaar geworden. Het is een hele lieve foto van dit jonge stel.

Reinjan: In tegenstelling tot wat ik gewend ben van foto's uit deze tijd, voelt de foto heel modern. Het laat een onbewaakt moment zien. Chaja en Ab staan dicht tegen elkaar aan en ze frunnikt liefelijk aan zijn stropdas, alsof de echte, meer officiële foto hierna genomen wordt.

De liefde spat er ook vanaf he?

Annemiek: Lacht Ja, op zo'n pad in een bos.

Reinjan: Ja, prachtig.

Annemiek: En van Chaja hebben we iets heel bijzonders. Het is een poederdoos.

Reinjan: In een notenkleurige vitrine ligt een puntgave zilveren poederdoos met daarop de afbeelding van een dorps tafereeltje. Boeren aan het werk, een kwispelende hond en een paar loslopende kippen.

Annemiek: En we hebben hem gemaakt op een kleine toilettafel met een spiegel, alsof Chaja er zou kunnen zitten en een beetje haar neus zou kunnen poederen. Ik vind het een prachtig cadeau voor zo'n jonge vrouw.

Reinjan: Gaat het dekseltje open, dan zie je een spiegeltje aan de binnenkant. En op de achterzijde staat een kleine inscriptie. Alle collega's, 31 mei 1941.

Annemiek: Chaja werkte bij een grote textielgroothandel in Amsterdam. En ze werkte daar niet alleen, ze had daar heel veel collega's. Maar ze was daar wel een van de weinige Joodse vrouwen die daar werkte. En op het moment dat zij werd ontslagen omdat ze Joods was, kreeg ze van haar niet-Joodse collega's een cadeau.

En dit is het cadeau.

Reinjan: Wie was Chaja? Hoe zag haar leven eruit na haar ontslag? Zonder werk, zonder inkomen. En bleef ze bij Ab of dreef de oorlog hen juist uit elkaar?

Intro muziek

Reinjan: Je luistert naar Vergeet Me Niet, een podcast van het Nationaal Holocaustmuseum.

Mijn naam is Reinjan Prakke en aan de hand van zes persoonlijke voorwerpen en de verhalen die ze meedragen, neem ik je mee door de geschiedenis van de Holocaust in Nederland. Beginnend bij de jaren voor de oorlog en de eerste dagen van de bezetting. Vervolgens naar de systematische discriminatie, deportaties en moord van Joden. Tot aan de bevrijding van Nederland en de jaren erna.

Dit is aflevering 2. Chaja en de anti-Joodse maatregelen.

Reinjan: Nu moeten we een beetje gaan opletten denk ik waar we gaan zijn. Want ik heb Vierhouten ingetoetst, maar we moeten natuurlijk naar de Paasheuvel.

Julia Sarbo (Senior Educator van het Nationaal Holocaustmuseum): Ja, we moeten ergens echt in the middle of nowhere zijn.

Reinjan: Met Julia Sarbo, senior educator van het Nationaal Holocaustmuseum, ben ik op een zonnige winterochtend onderweg naar de Paasheuvel in Vierhouten. De plek waar Chaja in de jaren voor de oorlog op zomerkamp gaat en haar grote liefde Ab ontmoet.

Julia: Ligt hier nog best wel veel sneeuw.

Reinjan: Ja, volgens mij is het dan dus nu hier aan het eind en dan is dat links dat grote huis denk ik.

Julia: Het ziet er wel ook zo uit zoals op de foto. Met zo'n rieten dak. Ja, daar zijn de bossen. Dus dat is meteen, we zijn wel echt op de Veluwe.

Reinjan: Julia, die zich al 15 jaar professioneel met de Holocaust bezighoudt en zich verdiept heeft in de geschiedenis van Chaja, is op deze plek nog niet eerder geweest.

Geluid van het uitstappen uit een auto. Voetstappen.

Julia: Nou oké, we moeten een kijkje nemen.

Reinjan: We hopen er beiden daarom meer gevoel te krijgen bij haar leven. Want uit memoires van iemand die dichtbij haar stond, blijkt dat deze plek belangrijk voor haar is.

Julia: Nou, we zijn in een heel mooi natuurgebied en ik zie een heel mooi huis, wat ik denk wel 100 jaar oud is ofzo, met een rieten dak, de naam de Paasheuvel, een groot terras ervoor en heel veel mooie bomen. Het is januari, het is hartstikke koud, het heeft veel gesneeuwd en hier ligt er ook nog wel wat.

Reinjan: De bosgrond is wit en aan de takken van de naaldbomen hangen bevroren waterdruppels. In het midden van de open ruimte in het bos zien we een groot wit huis met een enorme schoorsteen en tientallen kleine raampjes.

En wat voor betekenis heeft deze plek in het leven van Chaja?

Julia: Nou, een hele belangrijke, want Chaja Borzykowski die kwam hier als jonge vrouw, eind tiener, begin twintiger, kwam ze hier als lid van de Arbeiders Jeugd Centrale. Eigenlijk een soort van de jongerenorganisatie van wat nu PvdA/GroenLinks is. Dus ze had socialistische ideeën. Nou, voor Chaja kan ik me zo voorstellen dat zij zich dus meer socialiste voelde dan Joods. Want zij ging niet naar een Joods zomerkamp, ze ging naar dit zomerkamp. En zij kwam hier en had haar vrienden en vriendinnen hier en werd hier verliefd op Ab Stodel die later haar man gaat worden. Dus dit moet een plek vol met romantische herinneringen en momenten voor haar zijn geweest, denk ik zo.

Reinjan: Ik kan me ook wel voorstellen dat dat misschien bijna een soort alibi is, zeg maar, om lekker met leeftijdsgenoten samen te komen.

Julia: Ja, absoluut. Dat is het denk ik nu nog steeds, als je op kamp gaat. Dat is natuurlijk een manier om leeftijdsgenoten te ontmoeten, verliefd te worden. Ja, het ook gauw weer uit te maken. Weet je wel, dat gebeurt natuurlijk allemaal in zo'n kamp van twee weken.

Even naar binnen loeren hoor, stiekem. Ja, het is een grote zaal.

Reinjan: Met onze handen gevouwen langs onze ogen, kijken we naar binnen door de kleine raampjes van het witte huis. We zien een grote zaal met een opvallend lichtblauw plafond en een enorme open haard.

Julia: Met een keuken, een bar, een heleboel tafels en stoelen waar je lekker samen kan zijn.

Reinjan: Het lijkt nog steeds wel heel erg een pand met een vergelijkbaar doel.

Julia: Ja, groepen.

Reinjan: Eenmaal aan de achterkant van het gebouw zien we een grote met naaldbomen omgeven zitkuil, die uitkijkt op een openluchtpodium.

Julia: Dit is trouwens een prachtige plek, waar hier aan deze achterkant met nog een vuurplaats.

Reinjan: Kan je dit eens voorlezen?

Julia: Openluchttheater de Paasheuvel. Op 6 augustus 1923 begon de Arbeiders Jeugd Centrale met de bouw van het kamphuis de Paasheuvel en het bijbehorende openluchttheater. Dit prachtige authentieke theater biedt plaats aan ruim 1200 bezoekers.

Reinjan: We kijken naar een soort Romeinse arena met een groot toneel en trappen links en rechts.

Julia: Ja, dit is echt wel, daar kunnen we een paar honderd mensen zitten hier. Dat is echt wel flink.

Reinjan: Laten we gewoon eens even het theater opgaan.

Geluid van voetstappen

Reinjan: Kijkend naar de rijen met lege plekken beginnen we ons langzaam aan een beeld te vormen van hoe Chaja het hier heeft gehad. Met avonden vol dans, theater, een kampvuur en liedjes.

Julia: Het zijn echt mensen die haar gevormd hebben in die tijd. Zoals je zelf misschien ook wel hele scherpe herinneringen hebt van je tienerjaren. Want die vriendschappen die je dan vormt, zijn heel bepalend vaak voor de rest van je leven.

Die vrijheid die Chaja hier moet hebben gehad om zich te vormen tot de jonge vrouw die zij in potentie en de vrouw die zij in potentie had kunnen worden. Die moet hier, die had hier heel veel ruimte. Je kan hier vrij zijn, je kan hier, je kan hier eigenlijk alles doen wat je wil, denk ik zo. Zo stel ik me dat voor. Dat je hier veel lol met elkaar hebt, discussieert, ja, danst en zingt en beweegt en dus vrijheid voelt. Letterlijk adem kan halen en zuurstof hebt voor je brein en voor je lijf. En hier is iedereen gelijk in die zin dat ze allemaal lid zijn van de AJC. Dat is waar ze hiervoor zijn. Al het andere van wie jij bent, doet er niet toe. Welke religie je hebt of gezond of ongezond, dat doet er allemaal niet toe. Je bent hier samen als leden van de AJC die ook verenigd zijn samen met dat ideaal. En dat stopt allemaal op het moment dat het enige wat ertoe gaat doen, het feit is dat ze Joods is.

Geluid van geweerschoten

Reinjan: Op 10 mei 1940 vallen de nazi's Nederland, België, Luxemburg en een deel van Noord-Frankrijk binnen. Overal in Nederland breken direct hevige en dagenlange gevechten uit. Om Nederland snel op de knieën te dwingen besluiten de nazi’s vier dagen later op 14 mei Rotterdam te bombarderen.

Waarmee een groot deel van de stad in korte tijd wordt weggevaagd. Op het moment dat ze kort daarop dreigen ook Amsterdam, Utrecht, Den Haag en Haarlem te bombarderen, capituleert Nederland. En vijf dagen na de eerste aanval op 15 mei 1940 is Nederland dan officieel bezet gebied.

TV-fragment: Onze vorstin, Hare Majesteit Koningin Wilhelmina zal aanstonds tot u spreken:

Koningin Wilhelmina: Hulde en de moed van onze Wehrmacht die ter land, ter zee en in de lucht met inspanning van haar uiterste kracht, den zoveel sterkeren aanrander, veel langer heeft weten te weerstaan dan deze had verwacht.

Reinjan: Chaja is dan 19 jaar oud en woont samen met haar broer en haar zus bij haar ouders in het centrum van Amsterdam. Om een beeld te krijgen van Chaja's leven in die dagen vlak voor de bezetting en de jaren erna spreken Julia en ik elkaar een aantal dagen later in de educatieruimte van het Nationaal Holocaustmuseum.

Kan je mij vertellen: wie was Chaja? Wat weten jullie van haar?

Julia: Chaja en haar familie zijn een beetje middenstand. Dus ze zijn, ze hebben een textielwinkel, ze wonen aan de Nieuwe Kerkstraat. Ze zijn zeker niet arm, maar ze zijn ook niet een hele rijke familie. Ze is natuurlijk jong, ze is nog geen twintig, dus in principe woon je dan thuis. Daar woont ze met haar zus en haar broer. Die schelen ook niet zo heel veel in leeftijd, zitten allemaal vrij dicht bij elkaar. Dus ja, zo'n pubergezin.

Reinjan: Is daar iets over te zeggen hoe die eerste dagen van die bezetting zou geweest kunnen zijn voor Chaja? Ging men direct toen ook vanuit Nederland massaal op de vlucht? Of hoe…

Julia: Veel Joden proberen weg te komen uit Nederland, gaan naar de kust, proberen boten naar Engeland te pakken. Een deel van de mensen lukt dit ook, maar heel veel ook niet. Er zijn velen teruggekomen. Of Chaja's familie een vluchtpoging heeft gedaan, weten we niet. We denken eigenlijk van niet. Ik denk dat zij hoopte dat het wel mee zou vallen, dat het wel los zou lopen in hun veilige omgeving.

Reinjan: Kan je me proberen een voorstelling te laten maken van zeg maar de periode direct na de bezetting en de dingen waar Chaja in haar dagelijkse leven gelijk al mee te maken kreeg?

Julia: Oké, dus Chaja is in mei 1940 nog aan het werk. Ze werkt voor een textielgroothandel in Amsterdam. Is haar leven nog gewoon. Dat ze wellicht, omdat ze in Amsterdam woont, wel meer meekrijgt van de verhalen van gevluchte Joden uit Duitsland. Daar zou ze contact mee kunnen hebben gehad, dat weten we eigenlijk niet zo goed.

Reinjan: Maar het leven gaat gewoon door eigenlijk voor heel veel mensen, begrijp ik dat goed?

Julia: Ja, eigenlijk wel, want het duurt in de eerste maanden van de bezetting, gebeurt er nog niet zo heel erg veel voor mensen zoals Chaja. Dus als je bij de luchtbeschermingsdienst werkte of ambtenaar was, dan merkte je het al wel heel snel, want al in september 1940, geeft bijvoorbeeld de overheid de opdracht om geen Joodse ambtenaren meer aan te nemen. En drie maanden later, dus dat is in januari 1941, worden alle ambtenaren ontslagen. Dus dat gaat dan wel eigenlijk, binnen een half jaar is al wel heel veel duidelijk van wat de nazi's van plan zijn.

In september wordt de Joodse pers verboden, dus dan komt daarna alleen nog maar het Joods Weekblad. Dus als zij kranten las of misschien een tijdschrift abonnement had, dan zou haar dat geraakt kunnen hebben, dat ze dat niet meer had. Dan in januari 1941 kan ze niet meer naar de bioscoop, want dan zijn bioscopen voor Joden verboden. Dan wordt eigenlijk haar leven al best wel beperkt, want goed, ze werkt nog wel, maar privé kan ze niet zo heel erg veel dingen meer doen die leuk zijn. Je kan alleen nog maar naar Joodse orkesten luisteren in wat nu de Hollandse Schouwburg is en toen de Joodse Schouwburg werd.

Achtergrondmuziek

Reinjan: Voor de meeste Nederlanders gaat het leven op een vergelijkbare manier verder, zij het met meer angst en onzekerheid dan daarvoor. Maar als je Joods bent, krijg je soms dagelijks en in ieder geval wekelijks te maken met nieuwe maatregelen.

Julia: Door ze stap voor stap in te voeren, valt het niet als een soort van blok ineens over iedereen heen, maar is het veel meer een, ja kleine stapjes die eigenlijk allemaal an sich een klein ding lijken, maar allemaal bij elkaar opgeteld zorgen ze voor een totaal isolement van Joden.

Reinjan: Het is een slimme en geraffineerde aanpak waarmee de bezetter voorkomt dat niet-Joodse Nederlanders in opstand komen tegen het onrecht dat Joden wordt aangedaan.

Julia: De nazi's willen heel graag dat de niet-Joodse Nederlanders willen zij graag tevreden en te vriend houden en ze willen dit dus op zo'n manier doen dat eigenlijk niet-Joodse Nederlanders en Joodse Nederlanders geen contact meer met elkaar hebben. Dus daar is dat isolement zo belangrijk in, want als jij geen contact meer hebt met elkaar is het makkelijker om die persoon te vergeten en te denken, nou wat vervelend zal wel, maar dat gaat mij eigenlijk niet meer aan wat die persoon overkomt.

Reinjan: Door het creëren van deze parallelle werelden ontgaat een groot deel van de niet-Joodse Nederlanders de nieuwe wetgeving die van kracht is.

Julia: Die verordeningen werden gepubliceerd in het Joods Weekblad en ook in een aantal andere dagbladen, maar je bent zelf verantwoordelijk om te weten welke maatregelen er nu weer gelden. Er is niet social media of een nieuwsbericht of televisie, kranten waarin dit breed voor een heel groot publiek wordt gedeeld.

Zo waren er ook, ja die verordeningen werden op aanplakbiljetten opgehangen op bepaalde plekken in de stad en daar gingen dan mensen naartoe om te checken van, wat is er nu aan de hand? En wat mogen we nu weer niet meer? Dus het is ook een, als jij dan niet-Joods bent dan krijg je misschien die informatie ook maar voor een veel kleiner gedeelte mee, want ja het gaat jou niet aan dus dan ga je je er ook wellicht niet in verdiepen.

Reinjan: De groep Joden in Amsterdam is groot, ruim 80.000 mensen. Een op de tien Amsterdammers is van Joodse afkomst. Ze wonen daar ook vaak bij elkaar in dezelfde wijken. Toch zijn er in die begindagen geen grote opstanden vanuit de Joodse gemeenschap.

Julia: Je moet je ook voorstellen, het is een ongelooflijk oneerlijke en ongelijke strijd. Het zijn mensen zonder leger, zonder wapens, zonder vaste leiding ofzo. Het zijn allemaal verschillende mensen die wel Jood zijn maar eigenlijk alleen dat met elkaar gemeenschappelijk hebben versus de nazi's die heel goed georganiseerd zijn en heel veel geweld inzetten. Soldaten met allerlei wapens hier in de stad en in Nederland hebben rondlopen.

Reinjan: In mei 1941, een jaar na de annexatie van Nederland, wordt er een impactvolle verordening voor Chaja bekendgemaakt. Niet-Joodse bedrijfs-eigenaren mogen niet langer Joden in dienst hebben. Hierop wordt ze per direct door de eigenaar van de textielgroothandel ontslagen.

Julia: Wat we weten is dat het ontslag van Chaja in ieder geval bij haar collega's heel veel weerstand oproept en dat ze haar heel erg missen en ze geven haar voor haar afscheid een poederdoosje met daarin gegraveerd de datum van vertrek, de datum van ontslag.

En ik stel me zo voor ook nu als je een poederdoosje zou laten graveren, dat is kostbaar en dan moet je moeite voor doen dus dat is best een bijzonder afscheidscadeau. Dus iets anders dan een bosje bloemen geven bij wijze van spreken. Dus zij is echt geliefd geweest en haar collega's waren het dus duidelijk ook niet eens met het feit dat zij werd ontslagen. Maar ze is wel ontslagen.

Reinjan: Na alle maatregelen die haar privéleven beperken, staat ze nu helemaal met lege handen. Want de kans dat ze elders nog betaald werk kan vinden is nihil. Zoals voor veel Joden vanaf dat moment geldt, breekt er voor Chaja een extreem zware tijd aan.

Julia: Je hebt geen inkomen meer. Wat doe je overdag? Misschien krijg je wel depressieve gevoelens ook omdat je echt in een isolement belandt. Wat we weten is dat mensen echt in armoede vervallen. Dat het heel erg ingewikkeld wordt om je om je gezin te voeden om overeind te blijven in dat geweld van die nazi's. En mensen krijgen in deze periode ook al oproepen om zich te gaan melden voor werkkampen. En het kan heel goed hebben bijgedragen aan een gedeelte van de mensen die zegt dat gaan we dan maar doen. Want hier hebben we ook geen werk en geen inkomen en kunnen we onze huur niet betalen en wat gaan we doen? Dus dit is wat die anti-Joodse maatregelen echt voor effect hebben. Dat je in een dermate geïsoleerde en ook wanhopige situatie terechtkomt dat er geen uitweg meer is.

Achtergrondmuziek

Reinjan: In de tweede helft van 1941 is er een nieuwe maatregel die veel impact heeft op Chaja. Niet-Nederlandse Joden moeten zich laten registreren voor vrijwillige emigratie. Chaja en Ab ruiken onheil. Want Chaja is dan wel in Amsterdam geboren, haar ouders zijn Pools. Ze heeft daarom ook geen Nederlands paspoort.

Julia: En Ab denkt, als ik nou met jou trouw, dan krijg je de Nederlandse nationaliteit en dan hoef je niet vrijwillig te emigreren. Dus dan volgt denk ik misschien is, ja misschien heeft dat hun huwelijksvoornemen wel wat bespoedigd. Want ze zijn nog jong, Chaja is 20 jaar oud. En Ab is twee jaar ouder dus 22. Nou is dat in die tijd niet heel erg, niet een heel ongebruikelijke leeftijd om te trouwen. Maar zij trouwen dan om te voorkomen dat Chaja weg moet uit Nederland.

Reinjan: En is dat dan een soort formaliteit van we gaan even een papiertje ophalen bij het Stadsdeel Centrum, bij wijze van spreken. Of hebben ze daar nog iets van gemaakt?

Julia: We hebben een hele prachtige huwelijksfoto van Chaja en Ab, waarin ze een hele mooie zelfgenaaide jurk aan heeft. En ze trouwt tegelijkertijd met haar zus Rachel en die trouwt met Jules Schelvis. En dat ziet er heel feestelijk uit. Ik bedoel het is wel een moetje omdat ze zogenaamd vrijwillig moet emigreren. Maar het ziet er heel feestelijk en ook heel blij uit. Ze hebben hele blije gezichten op de foto's.

Reinjan: Ja, er gaat misschien een enorme hoop en opluchting vanuit. Dat je eigenlijk eerst in een positie zit waarin je en niet-Nederlands en dan ook nog Joods bent. En dat je in een keer in een positie komt waarin je...

Julia: Ja, Nederlander bent en misschien ook leuk, Ab kan eindelijk met haar samenwonen. Ze trekken bij haar ouders in. Dus dat is in ieder geval als pasgetrouwd stel vast ook heel leuk en romantisch. Ondanks dat je bij je ouders woont en je zus en zwager ook daar wonen. Dus het moet ook krap zijn geweest op bepaalde manieren. Maar ook gezellig. Dus dat is denk ik dan toch in die tijd ook iets wat vreugde geeft.

Reinjan: Van de periode na haar bruiloft op 18 december 1941 tot aan de deportaties medio '43 hebben Julia en haar collega's van het Nationaal Holocaustmuseum niet veel over Chaja kunnen achterhalen. Maar wat in algemene zin duidelijk is uit die tijd is dat de anti-Joodse maatregelen steeds zichtbaarder, impactvoller en onmenselijker worden.

Julia: Zorgen ze ervoor dat Joden geen werk meer hebben, geen inkomen, geen huiseigenaar meer mogen zijn, geen fabrieken meer mogen bezitten of aandelen mogen bezitten, geen ambtenaar mogen zijn, niet meer naar de school mogen waar ze daarvoor naar school zijn gegaan.

En daarna worden de maatregelen zo dat je gekenmerkt wordt als Jood. Dus dat je zichtbaar een ster moet dragen op je kleding, dat er een J in je persoonsbewijs wordt gestempeld, dat je wordt aangemerkt in allerlei overheidsinstanties als Jood. Dus je bent

constant en voor iedereen zichtbaar, vindbaar en je kan je niet meer verschuilen. Je hebt geen veilige plekken meer om niet-Joden te ontmoeten en zo raak je in een isolement waardoor uiteindelijk deportatie en moord mogelijk zijn.

Dus die anti-Joodse maatregelen zijn eigenlijk de voorloper tot die isolatie, deportatie en moord.

Reinjan: Grote groepen mensen die zich tot voor kort primair Nederlander voelden worden nu louter nog als Jood geclassificeerd. Daarmee is de scheiding van de Nederlandse samenleving voltooid.

Julia: In diezelfde periode, '42, wordt echt duidelijk wat de nazi's van plan zijn. We weten dat dan de Wannseeconferentie plaatsvindt in Berlijn, waarbij echt afspraken worden gemaakt over de aantallen Joden die moeten verdwijnen uit de bezette landen. En daar staan ook, ik meen, 140.000 Nederlandse Joden op. Dus die machinerie van die deportatie begint dan eigenlijk te lopen. En je ziet dat dat internationaal gebeurt, maar dus ook in Nederland wordt geïmplementeerd.

Reinjan: Op 26 mei 1943 werd Chaja met haar hele familie tijdens een grote razzia van huis gehaald en gedeporteerd naar Westerbork. Daar verblijven ze een week, waarna ze wederom op de trein worden gezet. Haar zwager, Jules Schelvis, die de verschrikkingen die hen te wachten staat, uiteindelijk weet te overleven, schreef nadien memoires waar deze treinreis uitvoerig aan bod komt.

Julia: Ze vertrekken dus op 1 juni vroeg in de ochtend in goederenwagons met bestemming onbekend voor hen. En ze zitten met ongeveer 65 mensen, schetst Jules, in zo'n goederenwagon, vier dagen lang en komen dan aan in Sobibor.

En wat je moet weten van dat kamp is dat het geen kamp met barakken en een grote plek was zoals je je Auschwitz voorstelt. Het was een terreinperron, een rangeerstuk en een heel klein stukje met barakken, want je moest alleen je uitkleden en je bagage wegleggen en dan werd je naar een douche gestuurd waar gas uit kwam. Dus Chaja komt op 4 juni 1943 aan in kamp Sobibor en wordt diezelfde dag nog vermoord. Ze is dan 21 jaar. Echt in de kracht van haar leven.

Geluid van voetstappen door de sneeuw

Julia: Nou kijk, zo kom je nog eens. We hebben denk ik al vijf rondjes om het gebouw heen gelopen en dat ding gewoon gemist.

Reinjan: Na een uur om de Paasheuvel in Vierhouten te hebben gelopen zien we in de

verte ineens een zuil, verscholen onder een dik pak sneeuw en ijs in de bossen staan.

Julia: Kijken wat staat erop: 1940-1945. In blijvende herinnering aan onze jonge kameraden die stierven voor de vrijheid. Roep mijn stem van de Paasheuvel om hun voorbeeld niet te vergeten en te blijven getuigen voor vrede, vrijheid en vriendschap. 1947 is echt vlak na de oorlog.

Reinjan: Naast de herdenkingszuil staat een metalen object met de lengte van een eettafel, onopvallend door de berg met sneeuw en ijs die het bedekt.

Geluid van sneeuw dat wordt weggeveegd

Julia: Oh kijk, een hele grote foto zit hieronder!

Reinjan: Ah. En naast de groepsfoto zien we een oneindig lange lijst met namen… Borzykowski, het is in ieder geval dezelfde achternaam.

Julia: Ja, dat moet wel familie zijn. En Ab Stodel zou die erbij kunnen staan. K…L...

Geluid van nog meer sneeuw dat wordt weggeveegd

Klaartje en Jaap Schelvis. Ja hoor. En…

Reinjan: Ab Stodel

Julia: Ja daar staat ie!

En Hella Stodel daar staat ze! Joh! Kijk, ze staat er gewoon op. Ach, meissie. Ab Stodel en Hella Stodel Borzykowski. En Hella is haar roepnaam ze heette Chaja en blijkbaar hebben ze haar als Hella hier genoemd. Dat wist ik niet. Dus dat ze haar als Hella hebben gekend hier. Ze staat er gewoon op. Heel bijzonder. Nou geweldig.

Ja sorry, dat raakt me wel want vanuit de Joodse traditie zeg je, je bent pas vergeten als je naam nooit meer wordt genoemd. En haar naam wordt dus genoemd want ze staat hierop.

Ab Stodel en Hella Stodel Borzykowski.

Start outro muziek

Reinjan: Dit was Vergeet me niet, een podcast van het Nationaal Holocaustmuseum. Ben jij benieuwd geworden naar Chaja's poederdoos? Of wil je meer weten over de anti-Joodse maatregelen en de holocaust? Kom dan naar het Nationaal Holocaustmuseum.

In de volgende aflevering volg ik de tijdlijn van de Jodenvervolging in Nederland en onderzoek ik het verhaal van George.

Ben Braber (Historicus): Hij was niet alleen een gevangene of zomaar een gevangene, nee hij was een Joodse gevangene. Dus hij werd hier tegen de muur gezet, hardhandig, en hij werd toen naar een cel gebracht waar hij alleen werd opgesloten.

Reinjan: En probeer ik erachter te komen wat zijn rol was in het Joods verzet.

Ben: Die duizendtal Joodse verzetsmensen zal ik maar zeggen, die hebben duizenden Joden gered en ook nog eens honderden kinderen daaronder. En daardoor kon het nationaal-socialisme het Jodendom niet vernietigen.

Geluid van voetstappen

Annemiek Gringold (Conservator Nationaal Holocaustmuseum): We zijn hier in het begin van de bezettingsperiode. De presentatie is min of meer chronologisch. We zijn hier dus eigenlijk in mei 1940, wanneer vlak daarna al die eerste maatregelen worden uitgevaardigd.

Reinjan Prakke (host): Met Annemiek Gringold loop ik door het Nationaal Holocaustmuseum. Ze is de conservator van het museum en leidt me voor deze serie langs zes persoonlijke objecten van Holocaustslachtoffers met een bijzonder verhaal.

Annemiek: Voordat die bezetting begon was er natuurlijk ook een oorlog. Er was een leger dat over de grenzen heen kwam, binnen marcheerde en ons land probeerde over te nemen en ons leger, onze eigen militairen, waren natuurlijk al een tijdje gemobiliseerd. Ook deze man, je ziet hem hier, weer in zo'n 'vergeet me niet' installatie.

Dit is George Maduro.

Reinjan: George Maduro. Op de foto zie ik een jongeman van begin 20, met bruine ogen en zwarte haren in een chic blauw legeruniform. Hij kijkt doortastend langs de fotograaf.

Annemiek: Ik vind het een man, een jongeman, die heel zelfverzekerd in de wereld staat. Het is ook een mooie man om te zien. Hij staat rechtop, dat is misschien ook wel zijn militaire opleiding. Ja, het is een prettig mens om naar te kijken.

Reinjan: In de vitrine naast de foto ligt een cilindervormig hoofddeksel met een sierlijke blauwe rand en een kleine klep dat past bij zijn uniform.

Annemiek: Uit het Haags Historisch Museum, waar zijn uniform wordt bewaard en ook wat andere kleine persoonlijke objecten, mochten we deze kepie lenen. Dit is zijn pet, die heeft hij gedragen. Het biedt eigenlijk totaal geen bescherming voor een soldaat, maar het hoort ook bij het gala uniform van een officier.

Reinjan: In de jaren voor de bezetting geldt de dienstplicht in Nederland. En net als veel jongens in die tijd, is George reservist bij het leger. Reserve-luitenant wel te verstaan, dus een vrij hoge positie. Ruim een half jaar voor het uitbreken van de oorlog wordt de Nederlandse krijgsmacht gemobiliseerd en wordt George Maduro opgeroepen. En in de heftige gevechten van mei 1940 laat George zien dat hij zijn titel van luitenant meer dan waard is.

Annemiek: En hij is één van de weinige mensen die vanwege zijn onvolprezen moed de hoogste militaire onderscheiding heeft gekregen voor wat hij heeft gedaan tijdens die gevechten in mei 1940.

Reinjan: George is een oorlogsheld en over zijn heldendaden in het leger is vrij veel bekend. Echter, een ander deel van zijn geschiedenis is nog altijd onderbelicht.

Annemiek: Hij is niet alleen heel actief geweest als militair in die eerste dagen, maar nadat hij vrij kwam uit krijgsgevangenschap heeft hij zich ook heel erg verdienstelijk gemaakt in allerlei verzetsactiviteiten in en rondom Den Haag. Hij heeft lange tijd ook in een isoleercel gezeten. Daar is hij beschadigd uitgekomen. Dat heeft hem heel veel gedaan, maar hij is wel blijven volharden in verzet tegen de Duitse bezetting van Nederland.

Reinjan: Wat was George voor man? Waarom en onder welke omstandigheden zat hij gevangen? En aan welke verzetsdaden heeft hij meegewerkt?

Je luistert naar Vergeet Me Niet, een podcast van het National Holocaust Museum. Mijn naam is Reinjan Prakke en aan de hand van zes persoonlijke voorwerpen en de verhalen die ze meedragen, neem ik je mee door de geschiedenis van de holocaust in Nederland. Beginnend bij de jaren voor de oorlog en de eerste dagen van de bezetting. Vervolgens naar de systematische discriminatie, deportaties en moord van Joden. Tot aan de bevrijding van Nederland en de jaren erna.

Dit is aflevering drie. George en het Joods verzet.

Geluid van een auto die tot stilstand komt.

Ben Braber (Historicus): Mijn tas even pakken.

Reinjan: Ja.

Met Ben Braber, historicus en dé kenner op het gebied van het Joods verzet in de Tweede Wereldoorlog, ben ik op bezoek bij het depot van het Haagse Historisch Museum.

Het is wel goed afgesloten hier.

Geluid van een deurbel

Ben is een sportief uitziende man, met een kaal hoofd en een aanwezig zwart brilmontuur. En we lopen naar de tweede verdieping van het zwaar beveiligde pand op het grauwe industrieterrein.

Receptioniste: U heeft een afspraak?

Reinjan: Ja, met Lisa Kloosterman.

Receptioniste: Even je naam hier noteren graag.

Reinjan: We schrijven ons in, laten onze identiteitskaart zien en gaan zitten in de lobby van het depot terwijl we wachten op de collectiebeheerder.

Lisa Kloosterman (Collectiebeheerder Haags Historisch Museum): Hallo, ik ben Lisa. Leuk dat jullie er zijn.

Reinjan: En ze leidt ons door het streng bewaakte pand heen richting de eigendommen van George Maduro.

We zijn echt in een doolhof beland he? We komen er ook niet meer zelf uit denk ik.

Geluid van voetstappen die een trap op gaan

Na een paar minuten staan we in een grote, vochtvrije loods zonder daglicht. Tussen de metershoge stalen hekken die de duizenden museumobjecten van het museum moeten beschermen. Maar voordat we naar de eigendommen van George gaan kijken, vraag ik eerst of Ben me een beeld van George kan geven aan de hand van alles wat hij van hem heeft weten te achterhalen.

Ben: George werd in 1916 geboren in Willemstad op Curaçao. Hij kwam dus van de Nederlandse Antillen. Maar in de jaren ‘20 hebben zijn ouders hem naar Nederland gebracht voor de rest van zijn opvoeding en het onderwijs. Het was een welgestelde familie. De vader van George was een zakenman. Hij is toen bij pleegouders in Den Haag gaan wonen. Een Joods gezin. Hij heeft de middelbare school gevolgd en na de middelbare school is hij in Leiden rechten gaan studeren.

Als we de verhalen die vrienden later over hem hebben verteld dan krijg je toch het idee dat het een toch een opgeruimde, vrij aardige jongen was. Een student in hart en nieren zal ik maar zeggen. Niet alleen dat hij wist hoe je hard moest studeren maar hij kon ook goed feestvieren en fuiven. En hij was wel een durfal. Iemand die dingen deed waarvan je dacht, hé, dat is opvallend.

Zo'n soort persoon was het.

Lisa: Wilt u beginnen bij het persoonsbewijs of bij de kleding?

Ben: Ik ga kijken. Dat is de kleding.

Reinjan: Lisa leidt ons langs hoge grijze kasten vol spullen uit het museum. En laat ons verschillende eigendommen van George zien. Sokken, stropdassen, slippers, noem maar op.

Lisa: Dit is allemaal uit de schenking van de familie van George Maduro.

Reinjan: Vervolgens komen we aan bij een paspop met een grijs leger uniform met grote zwarte laarzen en een dikke overjas. En aan het kledingrek ernaast hangt zijn geraffineerde blauwe galakostuum, dat ik herken van de foto.

Ben: Dus na de mobilisatie is hij benoemd tot tweede reserve-luitenant bij de cavalerie. Toen had hij zeker zo'n gala uniform en een veldgrijs uniform. Dus het dagelijks uniform.

Reinjan: Ook het dagelijkse veldgrijze uniform ziet er formeel uit.

Ben: Het is een overjas en daar werd dus andere kleding, overhemd, stropdas, broek bij gedragen. Dus de uitrusting van het Nederlandse leger was vrij ouderwets.

Reinjan: Het uniform is mooi, maar niet iets dat comfortabel oogt als je hevige gevechten te wachten staat.

Ben: En daar had hij waarschijnlijk een helm bij. Hij was zelf bewapend waarschijnlijk met een pistool of een revolver. En bij zo'n uitrusting hoort een sabel, maar of ze die in mei '40 hebben gebruikt weet ik niet.

Reinjan: Drie dagen voor het eerste gevecht wordt George Maduro opgeroepen voor actieve dienst. Er zijn berichten over verhoogde Duitse troepenbewegingen en militaire activiteiten langs de Nederlandse grens. Wat wijst op een mogelijke voorbereiding voor een grensoverschrijdende actie.

Geluid van een bominslag en geweergeschut

Reinjan: Als de Duitse inval plaatsvindt op 10 mei 1940, is één van de Duitse aanvallen gericht op Den Haag. In Den Haag zit namelijk de koningin en haar regering. Wat maakt dat het een strategisch belangrijke plaats is. Om in Den Haag te komen moeten de nazi’s de rivier de Vliet over. Eén van de bruggen over de rivier ligt bij Villa Leeuwenbergh.

George krijgt de opdracht om met zijn manschappen en een kanon naar Villa Leeuwenbergh te gaan. Om daar de Duitse parachutisten te verdrijven die vanuit de villa met mitrailleurs de brug bewaken.

Ben: En hij had afgesproken dat dat geschut vijf schoten zou afvuren op de villa. Om dus die Duitsers bezig te houden. Na dat vijfde schot heeft George dus persoonlijk zijn soldaten over de brug geleid. Dus de brug die onder vuur lag. Dus met vrij veel moed zijn ze dus over de brug gestormd. Met George aan het hoofd en George was als eerste de villa binnen. En heeft toen zijn mannen binnen gehaald. Ze hebben de villa doorzocht. En ze vonden die Duitse parachutisten. Die hadden zich verstopt in de kelder. En die gaven zich vrij snel over. Want George liet weten dat het menens was dat ze zouden schieten.

Reinjan: De slag bij Villa Leeuwenbergh was een belangrijke overwinning voor de Nederlanders. Echter, een aantal dagen later moet Nederland zijn meerdere erkennen en capituleert. Alle Nederlandse soldaten zijn dan officieel krijgsgevangen. En moeten verblijven in hun kazernes. Kort daarop worden ze gedemobiliseerd. Wat betekent dat George en zijn mede-soldaten naar huis mogen.

Een aantal maanden later, in augustus 1940, wordt er in verschillende landelijke en nationale kranten geschreven over de opvallende krijgshandelingen van George Maduro. De kranten kunnen op dat moment nog vrijelijk schrijven, ook al lezen de nazi’s nauwlettend mee. Niet veel later wordt George Maduro opgepakt en naar de gevangenis in Scheveningen gebracht.

Met Ben ga ik diezelfde middag naar de gevangenis toe, in de hoop daar puzzelstukjes van George's verhaal te kunnen vinden.

Ben: Ja, we staan nu dus voor de poort van de gevangenis in Scheveningen. En in augustus 1940 was dit nog een gewone gevangenis.

Reinjan: Aan een drukke doorgaande weg staat een rode bakstenen muur van zeker vijf meter hoog. Met in het midden een grote ronde houten poort, waar de gevangenen per politiebus naar binnen werden gevoerd. Als wij eenmaal naast de poort staan, vraag ik Ben waarom George hier gevangen wordt gezet.

Ben: We denken dat er verschillende redenen zijn waarom ze hem hebben opgepakt. Over zijn bijdrage aan de Nederlandse strijdkrachten werd in de Nederlandse kranten vrij veel geschreven. En het zou kunnen zijn dat George daarom is opgepakt. Het kan ook zijn dat hij een peloton soldaten had onder zich.

En na 10 mei 1940 en de rest van de Meidagen-oorlog, hebben die soldaten verschillende gebouwen in Den Haag bewaakt tegen Duitse invallen. En daar is het soms tot schietpartijen gekomen. En het kan zijn dat de Duitse politie in die schietpartijen was geïnteresseerd, en dat ze van George wilden weten: wie waren dat?

Reinjan: De gevangenis in Scheveningen waar hij terechtkomt, is nog grotendeels intact gebleven. Dat wil zeggen in de staat hoe de Duitsers het hebben achtergelaten. Want als George hier voor de eerste keer naar binnen wordt gebracht, staat het nog onder bewind van de Nederlandse politie.

Gevangenen worden er door Nederlandse bewakers bewaakt, en er gelden Nederlandse protocollen en regels.

Geluid van voetstappen

We lopen langs de cellen in een lange koude hal. Gemaakt met dikke bakstenen muren en zware roodgeverfde deuren van staal.

Ben: George was voor zijn cel neergezet, de deur werd opengedaan, en toen is gezegd 'nu naar binnen'.

Reinjan: We betreden een ruimte van ongeveer 2 bij 3 meter. Met een klein houten bed en een witte muur vol met in steen gekraste kalenders en streepjes om de dagen te tellen.

Ben: Het is geen grote ruimte. En dan gaat de deur dicht. En dan staat er een ledikant met een matras en dekens erop. Het ziet er niet allemaal erg schoon uit.

Er zijn ook mensen geweest die dingen op de muur hebben geschreven. Zie je dan? En er staat een teiltje en een kom met een lepel.

Reinjan: Over deze periode in de gevangenis heeft Ben niet veel kunnen achterhalen. Wat hij wel zeker weet, is dat George al na twee weken wordt vrijgelaten en dat het niet de laatste keer is dat hij hier terechtkomt.

Het is zeer aannemelijk dat George na dit gevangenisbezoek actief of actiever wordt in het verzet.

Ben: We hebben een idee wat George aan verzetsactiviteiten heeft gepleegd door verklaringen van vrienden die direct na de oorlog zijn afgelegd. En die verklaringen zeggen dat George was betrokken bij het verzamelen van wapens van Duitsers en die dan aan hun verzetsgroep werden doorgegeven.

En mogelijk verzamelde George ook inlichtingen over die Duitse installaties. Dus hier rond Den Haag, maar ook rond Leiden en aan de kust toe van Leiden waren er Duitse installaties waarover George inlichtingen heeft kunnen verzamelen die door bepaalde groepen in het verzet werden gezocht.

We hebben ook het idee dat George betrokken was bij een organisatie die werd genoemd de Ordedienst. Dat was een verzetsorganisatie, een wijdvertakt net is dat geweest. En bij die groepjes zaten vrij veel oud-militairen.

Dus ook vrij veel mensen die zich in mei 1940 helemaal niet wilden overgeven aan de Duitsers en niet bereid waren om hun wapens over te geven. Die zelfs misschien wel hun wapens stiekem hadden verstopt. En daar had het verzet ook behoefte aan.

Reinjan: Bij de Ordedienst bestaat het idee dat op korte termijn de geallieerden zullen landen aan de kust bij Scheveningen. Extra wapens en goede informatie over hoe de nazi’s opereren is op zo'n moment cruciaal om de strijd aan te kunnen.

Ben: En George had natuurlijk, als oud-reservemilitair, weliswaar ook een bepaalde status gekregen. Hij had ook een status gekregen door zijn optreden bij Villa Leeuwenbergh. Dus het kan best zijn dat mensen uit zo'n verzetsgroep hem om hulp vroegen. Want hij kende ook de weg op de kazernes in Den Haag waar vroeger de Nederlanders waren gelegen. Daar zaten nu Duitse militairen.

Reinjan: Wat voor risico's heeft hij daar mogelijk bij gelopen? Wat voor gevaar loop je dan?

Ben: Hij liep een enorm risico. Er zaten trouwens behalve George veel meer Joden in de Ordedienst organisatie. En we weten dus dat die mensen, als ze werden gepakt, gearresteerd, dan werden er rechtszaken opgevoerd waarbij ze vaak ter dood werden veroordeeld.

En dus de Joden in de Ordedienst die niet ter dood werden veroordeeld, die werden naar kampen gestuurd. Dus je wist dat als je gepakt werd, dan was je niet jarig.

Reinjan: Hoe groot is het aantal Joodse mensen in het verzet geweest?

Ben: We gebruiken altijd het woord 'het verzet'. Maar daar moet je je niet een hechte organisatie bij voorstellen. Het was niet een beweging, het was niet iets waarvan je lidmaatschapskaarten had. Het waren allemaal individuen, kleine groepjes, losse netwerken van mensen die op een of andere manier samenwerkten… een bepaalde vorm of verschillende vormen van verzet bedreven.

Hoeveel Joden waren erbij betrokken? Daar hebben we wel een idee van. Er waren op dat moment volgens Duitse maatstaven 140.000 Joden in Nederland in 1941. Als je dus kijkt naar het aantal dat in het verzet zat, dat zijn er zeker meer dan duizend geweest. Dat is relatief groter dan niet-Joden.

Reinjan: Ook al klinkt duizend mensen misschien niet zoveel, relatief gezien is het aantal Joden in het verzet groot. In ieder geval groter dan in elke andere bevolkingsgroep. Hoe ze zich organiseren verschilt. Soms heb je een verzetsgroep die voornamelijk uit Joden bestaat. Soms is het een enkele Jood in een verzetsgroep met niet-Joden. Maar dat Joden zich hevig verzet hebben is duidelijk. Al gaat dat in tegen het beeld dat bij sommigen na de oorlog is ontstaan.

Ben: En soms hoor je ook nog weleens zo'n bewering als dat de Joden zich hebben laten wegleiden als makke schapen naar de slagbank. Nou, dat is een mythe. Dat is niet waar. Dat klopt niet. Ze lieten zich niet terroriseren. Ze vochten terug op straat. Ze verspreidden allerlei clandestine publicaties, illegale bladen zoals ze wel werden genoemd. En vaak was dat verspreiden, dat deden ze met groot risico voor hun eigen veiligheid.

Ze hebben geprobeerd om kinderen vooral, en ook volwassenen, te redden uit verzamelcentra en deportatiecentra en concentratiekampen. Ze hielpen die mensen dan ook weer onderduiken. Ze probeerden die deportatie te ontregelen. Ze hebben zo'n deportatiecentrum geprobeerd in brand te steken. Ze hebben een aanslag met explosieven gepleegd op een trein waarvan ze dachten dat die voor deportatie zou worden gebruikt. En ze behoorden ook tot de voortrekkers van gewapend verzet.

Reinjan: Op 31 mei 1941 wordt George voor de tweede keer gearresteerd. Hij komt weer terecht in de gevangenis in Scheveningen.

Ben: Maar nu was het een Duitse ‘Polizeigefängnis’ waar Duitse maatstaven golden en Duitse regels gelden. Omdat de mensen die hier werden binnengebracht niet gewone criminelen waren, maar meestal mensen die overtreding hadden begaan, die Duitse maatregelen hadden genegeerd, die Duitse bevelen niet hadden opgevolgd, of waarvan de Duitsers dachten dat ze in het verzet zaten, toen werden mensen wel wat anders behandeld.

Dan kwamen ze hier binnen, werden tegen de muur gezet, hardhandig. Er gold voor George ook meteen dat hij werd aangemerkt als Jood. Hij was niet alleen een gevangene, of zomaar een gevangene, nee, hij was een Joodse gevangene. En hij werd toen naar een cel gebracht waar hij alleen werd opgesloten.

Reinjan: George wordt dit keer in volledige isolatie geplaatst. Hij heeft geen contact met andere gevangenen, mag niet naar buiten en wordt doorlopend blootgesteld aan uitputtende ondervragingen.

Is de verwachting dat hij geweten heeft hoe lang hij hier zou moeten zitten, of zou dat heel goed een soort ‘black box’ voor hem geweest kunnen zijn?

Ben: Een van de allerergste dingen van zo'n isolatiecel is dus dat je volstrekt het begrip tijd kwijtraakt. Dat je niet weet: ‘hoe lang zit ik er nu al?’. En je hebt volstrekt geen idee van hoe lang het nog gaat duren. Als je verhoord wordt dan zou je uit je verhoring op kunnen maken van wat zijn die Duitsers, want het gaat nu om Duitse politie, wat zijn die Duitsers met me van plan?

Maar het kan ook zijn dat je daar volstrekt geen idee van kreeg en dat ze steeds maar met nieuwe vragen kwamen, waarop je het antwoord niet wist of waarop je het antwoord niet wilde geven.

Het zou bijvoorbeeld kunnen zijn dat de Duitsers onderzochten of er een schietpartij is geweest waarbij manschappen van George betrokken waren en dat ze van hem de namen van die manschappen wilden weten. En als George die namen wist dan zou het best kunnen dat hij die niet heeft willen geven.

Reinjan: De officiële aanklacht waarvoor hij gevangenisstraf krijgt is niet bekend en kan van alles zijn. Maar het is niet waarschijnlijk dat de nazi's weten dat George bij het verzet zit, want daar stond de doodstraf op.

Ben: Het kan zijn dat de Duitse politie een onderzoek had geopend naar wat er in de meidagen van ‘40 was gebeurd. Dat zou kunnen.

Het zou ook kunnen dat George, omdat hij al bekend was, dus als een speciaal geval werd aangemerkt en een mogelijke tegenstander.

Als reservemilitair had hij zich onderscheiden, hij wist goed hoe hij met wapens moest omgaan, dus het was niet zomaar iemand.

Het kan ook zijn dat er individuen in dat Duitse apparaat hun eigen beweegredenen hadden. Die beweegredenen konden bijvoorbeeld zijn dat ze iemand wilden chanteren.

Het kon zijn dat ze dachten van: hé dit is een vet varkentje, misschien kunnen we er geld voor krijgen. Want Maduro kwam uit een welgestelde familie.

Reinjan: Wat de reden voor zijn gevangenschap ook is, omdat George Joods is, wordt hij anders behandeld dan anderen.

Ben: Dit waren ook geen gewone Joden voor hun, nee dit waren Joden die overtredingen hadden begaan. Die Duitse bevelen hadden genegeerd, die tegen de Duitsers en de Nederlandse collaborateurs vochten. Dus dit waren hun tegenstanders en zo werden ze ook behandeld.

Reinjan: Halverwege december 1941, een half jaar nadat hij gevangen is gezet, verlaat George het Oranje Hotel. De geuzennaam die verzetsstrijders de gevangenis in die tijd geven.

Is er ooit uit een overlevering van een vriend iets duidelijk geworden over hoe hij deze periode heeft ervaren hier?

Ben: We weten dus van verklaringen van vrienden dat hij dus na december 1941 wel een ander mens was dan dat hij was geweest. Want hij was niet meer de oude George, de oude vrolijke studentikoze durfal. Dat was hij niet meer. Hij was nu meer een gebroken man.

Ik zal niet zeggen helemaal gebroken door de behandeling, maar je kon wel merken dat hij zich gewoon… Hij was over andere dingen gaan nadenken. Hij was veel serieuzer. Hij had zich misschien ook voorgesteld dat hij het niet lang meer zou maken.

Bovendien, toen hij hier vrijkwam, eind december 1941, toen was er ook buiten de gevangenis veel veranderd. Ook voor de Joden in het algemeen. Die waren geregistreerd. Ze werden afgescheiden van de rest van de bevolking. En dat soort dingen meer.

Reinjan: Tijdens onze rondleiding in het depot brengt Lisa ons bij het tweede eigendom van George, dat we graag van dichtbij willen bekijken.

Ben: We hebben dus voor ons, dus uitgevouwen, een persoonsbewijs, een identiteitsbewijs uit 1941.

Reinjan: 29 december zie ik staan.

Ben: 29 december, waarschijnlijk de datum van zijn vrijlating of kort na de vrijlating. Het is uitgegeven, het staat hier, het stempel is van de gemeente 's Gravenhage.

Er staat een stempel op wat de Wehrmachtsbevelhebber, de opperbevelhebber in Nederland, vertegenwoordigt. Alle Nederlanders moesten dus een identiteitsbewijs bij zich dragen. En Joden, die mensen die waren geregistreerd als Jood, dus naar Duitse maatstaven, die kregen een 'J' gestempeld op dat persoonsbewijs. Een 'J' zit dan dus linksonder en rechtsboven.

Reinjan: De anti-Joodse maatregelen zijn in volle gang. George krijgt een 'J' van Jood op zijn identiteitskaart gestempeld en regelt voor zichzelf een vals identiteitsbewijs. Zo kan hij onderduiken bij vrienden en zich toch op straat begeven.

Ben: Zijn vrienden hebben hem geprobeerd te helpen door hem een verblijfplaats aan te bieden, zodat hij niet terug hoefde naar de kamer waar hij eerder was geweest en waar de Duitsers wisten dat hij woonde.

Reinjan: Vanaf mei 1942 moeten de Joden een ster dragen. En vanaf juli 1942 worden grote groepen Joden opgeroepen voor deportatie. De razzia's worden vanaf dat moment steeds gewelddadiger.

De Duitsers trekken alles uit de kast om zoveel mogelijk mensen op de trein te krijgen, omdat de deportaties in hun ogen niet snel genoeg gaan.

Ben: Reserve-officieren zoals hij, krijgen een oproep. En die is naar zijn huisadres gestuurd, die is ongetwijfeld doorgegeven aan zijn onderduikadres, dat hij zich aan moet melden voor krijgsgevangenschap. Net als alle andere Nederlandse reserve-officieren en officieren.

En dat weigerde hij om te doen. En op dat moment, met al die factoren op de achtergrond, is hij dus in juni 1943 naar Brussel gereisd. Hij had met een vriend een plan gemaakt. Ze zouden dan van Brussel naar Frankrijk gaan met de trein. En dan van daar naar Spanje, neutraal gebied, Portugal. En dan kon je naar Londen toe.

Ze hebben toen ook gezelschap gekregen van geallieerde piloten. Die waren neergeschoten boven het Duits bezet gebied. Maar hij is op die treinreis gearresteerd, samen met die geallieerde piloten. En dan wordt er ontdekt dat George een Jood was.

En hij wordt dus ook dan afgescheiden van de rest van de gevangenen. En hij wordt naar Dachau gestuurd.

Reinjan: Dachau is in 1943 de plek waar nazi's politieke tegenstanders naartoe sturen. Zoals communisten, socialisten, maar ook homoseksuelen, Jehova's getuigen, Roma, verzetstrijders… en Joden die ze her en der hebben opgepakt.

Anderhalf jaar lang doorstaat hij de verschrikkingen van Dachau. Totdat hij, net als velen, ernstig ziek wordt.

Ben: We weten dat hij in februari 1945 is overleden in het kamp aan vlektyfus. Veel gevangenen in Dachau zijn aan vlektyfus overleden. Maar de beelden die je ziet van Dachau aan het eind… die laten dus zien, de lijken, de zieke mensen die daar waren, die zijn vermoord.

Reinjan: George Maduro is dan 28 jaar.

George ontving na de oorlog postuum de Militaire Willems-Orde. De hoogste Nederlandse onderscheiding binnen de krijgsmacht. En zijn ouders maakten in de naoorlogse jaren de oprichting van de miniatuurstad Madurodam in Den Haag mogelijk.

Het is een eerbetoon aan George, hun omgekomen zoon.

Start outro muziek

Dit was Vergeet me niet, een podcast van het Nationaal Holocaust Museum.

Ben jij benieuwd geworden naar George's kepie? Of wil je meer weten over Joods verzet en de Holocaust? Kom dan naar het Nationaal Holocaustmuseum.

In de volgende aflevering volg ik de tijdlijn van de Jodenvervolging in Nederland. En onderzoek ik het verhaal van Klaartje en haar dagboek.

Ad van Liempt (Historicus en journalist): Het was om allerlei redenen bijzonder. Eén daarvan is dat het zo enorm woedend geschreven is.

Reinjan: En probeer ik erachter te komen hoe ze in de handen viel van Jodenjagers.

Ad van Liempt: Ze maakt zich ongelooflijk kwaad op dat tuig… dat de mensen zo slecht behandelt en mishandelt en afblaft…

Geluid voetstappen

Reinjan Prakke (host): We beginnen hier met ‘klem’, zie ik staan.

Annemiek Gringold (Conservator Nationaal Holocaustmuseum): Ja, dat is de titel van deze ruimte, want op heel veel verschillende manieren zijn mensen in Westerbork of in Vught terechtgekomen. Westerbork is vanaf juli ‘42 hét doorgangskamp voor Joden in Nederland en in januari ‘43 komt Vught daarbij. Dat wordt ook uiteindelijk een doorgangskamp voor Joden en wanneer je eenmaal hier zat, in zo'n doorgangskamp, gevangen tussen het prikkeldraad, achter het hek, bewaakt, dan zat je klem.

Reinjan: Met conservator Annemiek Gringold vervolg ik mijn route door het Nationaal Holocaustmuseum, op zoek naar een van de 19 ‘Vergeet me nietjes’, die door het hele museum heen staan opgesteld.

Annemiek: Dit is de ‘Vergeet me niet’ installatie van Klaartje de Zwarte-Walvisch. Het is Klaartjes ‘vurige hoop’, zo hebben we het genoemd. Een klein schrijftafeltje eigenlijk.

Reinjan: Op een houten schrijftafel zie ik een kladblok met handgeschreven teksten liggen. Kijk ik iets omhoog, dan zie ik bovenop de vitrine een digitale foto die langzaam van zwart-wit in kleur verandert.

Een jonge vrouw met een opvallend brede glimlach kijkt recht in de lens. Ze heeft haar haren netjes opgestoken en ze draagt een prachtige donkergroene jurk met lichtgroene en roze bloemen.

Annemiek: In de vitrine zie je al het object liggen wat erbij hoort. Het is een kladblok, een kalenderblok. Maar Klaartje heeft het gebruikt als dagboek. Klaartje had dit kalenderblok en vier schriftjes en daarin heeft ze eigenlijk opgeschreven wat ze heeft meegemaakt toen ze thuis werd opgehaald hier in Amsterdam in de Tweede Oosterparkstraat.

Eerst naar de ‘Zentralstelle’ is gebracht, dat was een Duitse instantie en vervolgens vanuit daar in de Hollandsche Schouwburg terecht is gekomen.

Reinjan: De Hollandsche Schouwburg, zo leer ik later, is het voormalige theater tegenover het Nationaal Holocaustmuseum aan de Amsterdamse Plantage Middenlaan.

Dit gebouw is in 1942 door de nazi's als verzamelplaats voor Joden aangewezen. Wat Klaartje aantreft en meemaakt in de Hollandsche Schouwburg schrijft ze op in haar dagboek.

Passage uit Klaartjes dagboek: Steeds weer werden er transporten binnengebracht en ik vroeg me af wat er toch met al die mensen gebeuren zou. Van jonge mensen kon ik me verklaren dat ze konden werken, maar wat ik binnen zag komen was afschrikwekkend.

Oude, kreupele, lamme en blinde mensen om en nabij in de leeftijd van 90 jaar, de een

nog hulpbehoevender dan de ander. Waren dit de tewerkgestelden? Zo heette dat toch immers?

Het smerige en misdadige lag er dik bovenop en de stemming had haar laagste punt bereikt. Oudjes zag ik huilen van angst voor datgene wat hen te wachten stond. Jonge mensen waren flink en deden alsof de hele beweging hen niet raakte. Ik keek zo een beetje om me heen om hier en daar enige indrukken op te doen en zag dingen die werkelijk de grens van normaal overschreden hadden.

Reinjan: Wie was Klaartje? Door wie werd ze thuis opgepakt? En waarom?

Je luistert naar ‘Vergeet me niet’, een podcast van het Nationaal Holocaustmuseum.

Mijn naam is Reinjan Prakke en aan de hand van zes persoonlijke voorwerpen en de verhalen die ze meedragen neem ik je mee door de geschiedenis van de Holocaust in Nederland. Beginnend bij de jaren voor de oorlog en de eerste dagen van de bezetting.

Vervolgens naar de systematische discriminatie, deportaties en moord van Joden. Tot aan de bevrijding van Nederland en de jaren erna.

Dit is aflevering 4. Klaartje en de Jodenjagers.

Reinjan: Als in mei 1940 de nazi's Nederland binnenvallen wonen er ongeveer 140.000 Joden in Nederland. Meer dan de helft van de Joden, ruim 80.000, wonen er op dat moment in Amsterdam. Een op de tien Amsterdammers is Joods.

In het eerste bezettingsjaar worden er op hoog tempo allerlei anti-Joodse maatregelen ingesteld. Die Joden zowel in hun werkende leven als in de privésfeer rigoureus beperken.

Joodse ambtenaren worden bijvoorbeeld ontslagen. Joodse kranten zijn verboden en Joden mogen niet meer naar de markt, het park of de bioscoop.

In 1941 wordt de naam van de Hollandsche Schouwburg, gelegen in het hart van de oude Amsterdamse Jodenbuurt, op last van de bezetter gewijzigd in ‘Joodsche Schouwburg'. Vanaf dat moment mogen er alleen Joodse musici en artiesten optreden. Voor een uitsluitend Joods publiek.

Begin juli 1942 krijgen veel Joden, waaronder Klaartje en haar man Jozef, een brief op de deurmat. Met daarin het bevel zich te melden. Wie niet opkomt daar wordt naar een concentratiekamp gestuurd, zo wordt gedreigd. Wie zich wel meldt, zo houden de nazi's hem voor, wordt tewerkgesteld in een werkkamp in Duitsland.

Later die maand wijzen de nazi's de Hollandsche Schouwburg aan als verzamel- en deportatieplaats. En starten zij met de grootschalige deportaties van Joden uit Nederland.

Het is dus ook de plek waar Klaartje terechtkomt, nadat ze is opgepakt.

Geluid van een tram die tot stilstand komt.

Reinjan: Goedendag!

Over de periode die daaraan vooraf gaat en de periode in de Schouwburg, praat ik met Ad van Liempt.

Reinjan: Goedendag, Reinjan.

Ad van Liempt (Historicus en journalist): Een echte prakke!

Reinjan: Ja, Is het goed te zien?

Ad: Ja, het is goed te zien.

Reinjan: Ad is een kwieke man op leeftijd, met grijze haren en witte sneakers. En we spreken af voor de Hollandsche Schouwburg.

Hij is een gerenommeerd journalist, historicus en schrijver. En in 2002 schreef hij het beroemde boek Kopgeld.

Bent u hier veel geweest voor uw onderzoek voor het boek destijds?

Ad: Niet overdreven veel, want dat boek over de Jodenjagers, Kopgeld, dat is vrijwel volledig geschreven op basis van de strafdossiers, die in het Nationaal Archief liggen. En die in 2000 beschikbaar werden voor onderzoek, waren nog niet openbaar, maar met medewerking van het archief heb ik toen alle dossiers mogen inzien.

En daar staan al die verhalen in, omdat de recherche die op een gegeven moment deze groep ging onderzoeken, buitengewoon gedegen onderzoek heeft gedaan. Heel veel getuigen heeft gehoord. En eigenlijk een heel compleet beeld heeft geschetst van de gang van zaken. Ook hier rond die Schouwburg. Alleen dat beeld was verbrokkeld, want het zat in allerlei dossiers verborgen. En omdat ik al die dossiers heb gelezen toen, heb ik de gang van zaken rond de gepremieerde Jodenjacht in beeld kunnen brengen.

Reinjan: De gepremieerde Jodenjacht, oftewel het betalen van agenten en zogenoemde Jodenjagers om Joden aan te dragen voor deportatie, is een stuk geschiedenis dat lange tijd onderbelicht was. Hetzelfde geldt voor alles wat zich in de tijd van Klaartje binnen de muren van de Hollandsche Schouwburg afspeelt.

Ad: Het bijzondere is dat we, als je daar een beetje van een afstand naar kijkt, over wat er in de Schouwburg gebeurde, eigenlijk bijzonder weinig weten. Er zijn bijna geen getuigenissen van. En hoe komt dat? Ja, 98 procent of meer van de mensen die hier binnengebracht werden heeft het niet overleefd. Dus daar zijn geen getuigenverklaringen van. Als je je dat realiseert, is dat volkomen logisch, maar ook buitengewoon schrijnend.

En verder, degenen die teruggekomen zijn, die dus de kampen hebben overleefd, dat zijn er niet zo veel. En daar zie je dat die Schouwburg eigenlijk een tamelijk onbetekende gebeurtenis is in hun oorlogsleven. Want ze kwamen daarna in Auschwitz terecht, of in Bergen-Belsen. Dus ze hebben verschrikkelijke dingen meegemaakt waar je verstand bij stilstaat. Dus die paar dagen, of soms wel twee weken, dat ze hier zaten, zijn helemaal vervaagd. Dus we weten er heel weinig van.

En in dat dagboek van Klaartje, dat is om allerlei redenen bijzonder, maar één van de redenen waarom het zo bijzonder is, dat zij haar dagboek begint te schrijven op de dag dat ze wordt gearresteerd. Dus als zij hier komt, schrijft zij op wat ze meemaakt.

Passage uit Klaartjes dagboek: Op een middag wilde ik wat gaan lezen op mijn balkon, toen er gebeld werd. Ik keek over de balustrade naar beneden en zag twee mannen staan,

die naar boven kijkend mij verzochten om open te doen. Voorbereid als ik was, hoewel ik het op dat moment niet verwachtte, ging ik naar beneden en ontsloot kalm de straatdeur.

Twee mannen liepen brutaalweg de hal in en stelden zich voor op de volgende wijze: 'Wij komen van de Zentralstelle en u moet mee daarheen.' En terwijl zij dit zeiden, liepen ze door naar de huiskamer. 'Door hoeveel mensen wordt dit grote huis bewoond?' blafde één van de twee. 'Door twee,' antwoordde ik, 'mijn man en ik.' Kort antwoorden leek mij het beste. 'Dat geloof ik niet,' zei de schoft. 'Zo'n groot huis zou bewoond worden door twee mensen?' Ik gaf geen antwoord en haalde mijn schouders op. 'Ik zal mezelf wel overtuigen.' En tegelijkertijd begon hij het huis van onder tot boven te doorzoeken. Alle kamers, er waren er tien, liep hij door, rende van het huis naar de eerste verdieping en vandaar naar de tweede.

Reinjan: Het zijn de eerste woorden die Klaartje in haar dagboek opschrijft. Om de context te begrijpen waarbinnen dit zich afspeelt, door wie Klaartje hier wordt opgepakt bijvoorbeeld,

waarom ze niet vlucht en waarom ze niet onderduikt, leg ik Ad een aantal vragen voor, voordat we de Hollandsche Schouwburg bezoeken.

Zou je mij een beeld kunnen schetsen van het leven van Klaartje, in de zin van waar woonde ze? Werkte ze? Of ze getrouwd was?

Ad: Klaartje woonde in Amsterdam. Ze had eigenlijk weinig opleiding en ze was naaister van beroep. Waarom zij niet een hoge opleiding had is bijna een raadsel, want als je leest hoe ze schrijft, dat getuigt van talent. Ze kan echt goed schrijven, spannend schrijven. Ik sluit niet uit dat haar mogelijkheden beperkt zijn geweest door haar ziekte. Ze had een slokdarmkramp die geregeld terugkwam, waar ze ontzettend veel last van had. Ik kan me goed voorstellen dat dat haar ontwikkeling beperkt heeft. Ze was eigenlijk permanent ziek. Ze zegt ook ergens, ‘ik ben afgelopen maanden ziek geweest’. Niet voor niks dat haar man de boodschappen doet, dat was in die tijd niet heel gebruikelijk. Daar was maar een beperkte tijd voor.

In die periode waren de beperkingen voor Joden al zo opgevoerd, dat ze maar van 15:00u tot 17:00u boodschappen mochten doen. En dan ook nog in speciale winkels. Er kwam ook wel af en toe familie logeren, want ze schrijft ergens dat boven, vinden die kerels speelgoed, maar dat waren dan nichtjes en neefjes die daar af en toe kwamen logeren, kwamen spelen.

Dus er was zeker wel familiecontact. Ze hadden grote families, ze woonden ook allemaal in Amsterdam. En dat is natuurlijk het enige wat Joden hadden in die tijd. Ze mochten niks meer doen. Ze mochten niet fietsen, ze mochten niet met de tram. Alles was beperkt, je mocht niet uit. Dus je was eigenlijk op familiebezoek aangewezen. En ik denk dat ze op die manier geprobeerd heeft, er zo goed mogelijk door te komen, met de permanente angst voor de klop op de deur.

Reinjan: In juli 1942 krijgen de SS'ers in Nederland de opdracht dat er binnen een half jaar, dus voor 1 januari 1943, 15.000 Joden uit Nederland gedeporteerd moeten zijn.

Ad: Aanvankelijk worden mensen opgeroepen, krijgen een oproepkaart en moeten zich melden. En dat doen maar heel weinig mensen. En dan gaan de nazi's dat aanscherpen. Dus het aantal mensen dat te kort was, gaan ze van de straat plukken of gaan ze in razzia's uit huis slepen om die aantallen te halen.

Reinjan: Want zij krijgen van hoger hand, krijgen ze te horen.

Ad: Ja, de situatie is dat Berlijn, dat is het Reichssicherheitshauptamt (RSHA) waar de Jodenvervolging wordt georganiseerd, die geven aan de hoofdsteden in de bezette gebieden door hoeveel er deze week moeten worden gedeporteerd.

Dat gaat naar Den Haag en die geeft dan aan Westerbork door hoeveel er die week in de trein moeten zitten. Ondertussen moet dan die Zentralstelle, je zou het heel vriendelijk kunnen vertalen als emigratiebureau van de nazi's, die moeten zorgen dat Westerbork gevuld is. En die moeten dus zorgen dat er genoeg arrestaties zijn om die deportaties te regelen.

Reinjan: Nog in dezelfde zomer van 1942 verandert dat quotum. In Frankrijk komen de deportaties namelijk minder snel op gang dan gehoopt. En daarom wordt het aantal voor Nederland naar boven bijgesteld. Niet 15.000, maar 40.000 Joden moeten er voor 1 januari gedeporteerd zijn.

Dat quotum vergroot de druk op de in Nederland gestationeerde SS'ers en het politieapparaat. Ze zoeken naarstig naar nieuwe manieren om binnen de gestelde tijd meer Joden op te pakken.

Dan is er op een gegeven moment in Den Haag een ‘Chef Sitzung', dus de top van de nazi's zijn bij elkaar en dan komt het voorstel, we kunnen wel wel meer Joden gaan arresteren, maar dan moeten we daar een premiesysteem tegenaan gooien. We hebben dat voorbereid en dan krijgen ze daar groen licht.

Reinjan: Er zijn vanaf dat moment twee groepen mensen die op Joden kunnen jagen voor een premie. Agenten en leden van de Colonne Henneicke.

De Colonne Henneicke was eigenlijk de recherche-afdeling van ‘die Hausraterfassungsstelle’. Dat waren degenen die de inboedels van leegkomende Joodse huizen gingen inventariseren, zoals dat heette.

Dus ze maakten ze lijsten met alle meubels en bestek en alles werd genoteerd. Vervolgens werden die huizen in heel veel gewoon gejat. En de mooiere huizen werden door de Jodenjagers zelf bewoond of door vriendjes. Dus daar kwamen allemaal foute types te wonen in vaak mooie huizen.

Maar die Hausraterfassungsstelle had dus verschillende onderafdelingen. En een daarvan was de recherche-afdeling. Daarvan was Wim Henneicke de chef. En die werd vanaf begin maart dus belast met het opsporen, niet meer van spullen - wat ze eerst deden - maar van mensen, van Joden. En dan krijgen ze die premies en dan zijn ze dag en nacht daarmee bezig.

Reinjan: Wie een Jood bij de nazi's aandraagt, ontvangt daarvoor een premie van 7,50 gulden. Het zogenaamde kopgeld. Een fors bedrag, zeker als je je bedenkt dat het inkomen van een agent dan rond de 200 gulden per maand ligt. Voor de leden van de Colonne Henneicke al helemaal, aangezien de meesten van hen ongeschoold zijn.

Het bedrag is in ieder geval groot genoeg om alle ethische bezwaren te laten varen, mochten die er geweest zijn. De antisemitische nazi-propaganda is namelijk tot in de vezels van de samenleving en het politieapparaat doorgedrongen.

Ad: Twee belangrijke factoren zijn inderdaad geldzucht en antisemitisme, dus Jodenhaat. Die ze wel degelijk hadden en waar heel veel voorbeelden van zijn. Echt pure Jodenhaat, er zijn ook echt mensen na de oorlog verhoord die dat ook toegaven. “Ik had een hekel aan Joden” of “Ik had daar iets met ze meegemaakt” of “Mij werd verteld dat ze niet durfden”. Of er werd gezegd, “Ja, wij volgden de Duitsers en die vonden dat daar geen plaats was voor Joden in Nederland”. Allemaal van dat soort dingen.

Ik heb een inschatting gemaakt waardoor ik de indruk had dat bij die Colonne Henneicke het accent op het geld lag. Dat daar eigenlijk de meesten uit winstbejag dat vreselijke werk deden. En bij de politie, daar zie je dat antisemitisme echt wel een doorslaggevende rol speelt. Veel van die nieuwe agenten die in de oorlog in dienst zijn getreden, die zijn opgeleid in Schalkhaar.

Schalkhaar was een politieopleiding op nazi-leest geschoeid. En die werden daar echt volgestopt met antisemitisme. En dat zie je dat dat over de korpsen verspreid wordt en dat daar de Jodenhaat een belangrijke factor in hun werk was.

Reinjan: Zodra een agent of Jodenjager een Jood bij de Hollandsche Schouwburg aflevert, kan hij met een bewijs naar een speciaal hiervoor aangewezen bank om de premie te innen.

Ad: Het geld wordt gefourneerd door de Liro, de Lippmann Rosenthal-bank. Dat is een roofbank, dus die hebben miljoenen Joods geld ingepikt. En die hebben daar dus rekeningen voor waarmee ze de premies betalen. En ook het tipgeld, want los van premiegeld kunnen inwoners geld krijgen als zij tippen dat er in dat huis zitten Joden. Dus in feite hebben de Joden daarmee hun eigen opsporing gefinancierd. Zoals ook de kampen en de treinen allemaal door Joden zelf betaald zijn. Dat was een van de uitgangspunten die sowieso in Duitsland bij de Jodenvervolging werd gehanteerd. En ook bij de Kristallnacht. Alles werd altijd door de Joden zelf betaald.

Reinjan: Het nieuwe premiestelsel blijkt al snel effectief. Er is een enorme toename in het aantal arrestaties. Voor Joden wordt het op deze manier steeds moeilijker om de dans te ontspringen.

Welke opties had je in die tijd als Jood?

Ad: Je had ‘je melden’ en ‘onderduiken’. Of op de een of andere manier schuilgaan. Er zijn wel mensen die in hun eigen huis onderdoken of geen ster droegen. Hun uiterlijk veranderden en probeerden met een vals persoonsbewijs door het leven te komen als niet-Jood. Maar onderduiken was een optie. Er zijn naar schatting 25.000, 30.000 mensen die enige tijd onderdoken hebben gezeten. Misschien nog wel een ietsje meer. Maar daar had je eigenlijk de middelen voor nodig. Geld en adressen. En het was voor Amsterdammers die in de volkswijken woonden en vaak heel weinig inkomen hadden. Bijna onmogelijk. Onderduiken was makkelijker voor mensen die geld hadden. En ook voor mensen die al op het platteland woonden. Om bij kennissen in de buurt een adres te vinden.

En dan was er natuurlijk een groep mensen die daar niet tussen konden kiezen. En min of meer lijdzaam afwachtten wat er zou gebeuren. En ook wel in een soort optimisme van het zal onze deur wel voorbij gaan. Zo erg zal het niet zijn. En zo zie ik eigenlijk ook wel Klaartje.

Ze heeft zich niet gemeld. Ze heeft alle oproepen die er geweest zijn aan zich voorbij laten gaan. En ze heeft eigenlijk gewacht tot ze gehaald werd. En ze is ook niet onderdoken.

Muziek

Reinjan: Met Ad loop ik de enorme lichtgroene Schouwburg binnen. De met vier grote zuilen aangeklede gevel aan de voorkant, doet je geloven dat de Hollandsche Schouwburg nog altijd een theater is waar avond na avond opgetreden wordt.

Deur wordt opengehouden

Ad: Fijn, dank u wel. Ik ben wel heel benieuwd. Ziet er wel mooi uit.

Reinjan: Maar stap je naar binnen dan blijkt de werkelijkheid anders.

Want we hebben hier eigenlijk bijna alleen een gevel, hè.

Ad: Ja, van het vorige gebouw is de hal van de Schouwburg bewaard gebleven. De zaal niet. Dat is nu deze binnenplaats met het monument. Eigenlijk allemaal heel sfeervol en stijlvol. Is echt heel mooi geworden. Maar dit was dus de zaal, hier werd opgetreden.

Reinjan: We kijken uit over een grote onoverdekte binnenplaats. Links en rechts zie je nog de looproutes waar de bezoekers ooit langs de stoelen liepen. En op de plek van de stoelen is nu een met wit grind belegde open plek. Aan het eind van de open ruimte, op de plek waar zich ooit het podium bevond, staat een metershoge natuurstenen monument.

Het altijd zo drukke Amsterdam krijgt hier ineens de rust van een dorpse binnenplaats.

Ad: En hier hebben de Joden die waren opgepakt moeten zien te overleven, zien te verblijven. Voordat ze op transport gingen. Je kunt je bijna niet voorstellen hoe afschuwelijk die spanning moet zijn geweest. Te weten dat je gedeporteerd wordt. Er gingen allerlei verhalen over. Niemand wist het zeker. Maar dat het slecht zou zijn en dat het zwaar zou zijn, dat de kans dat je het niet zou overleven groot was. Dat besefte iedereen wel. Zeker toen er steeds meer verhalen over kwamen.

Reinjan: Kan u iets vertellen over hoeveel mensen hier waren? Hoe druk was het hier?

Ad: Dat wisselt heel erg. In de tijd van Klaartje was het heel erg druk. Want begin maart gaat dat premiestelsel in. Er is ook een soort administratie bijgehouden door die Colonne Henneicke zelf. Waarin je ziet dat maart 1943 ook de maand is met de meeste arrestaties. Dat gaat echt om honderden mensen. Toen moet het hier wel ongelooflijk druk zijn geweest. Dat merk je ook wel aan het dagboek van Klaartje.

Reinjan: Heeft u daar een idee bij? Waren hier een soort bedden of lag iedereen op de grond?

Ad: Hier zaten ze vooral op die stoelen. Ze probeerden dan op twee stoelen te gaan liggen. Die ouderwetse schouwburgstoelen stel ik me voor. Sommigen hebben ook wel in de gangpaden geslapen. Geprobeerd te slapen. Maar het was buitengewoon onrustig. Het was natuurlijk ook vol. Het stonk. Er was herrie.

Het bewakingspersoneel van de Schouwburg bestond voor een deel ook uit leden van die Colonne Henneicke. Want sommigen daarvan hadden een soort dubbelfunctie. Die waren in dienst om hier “voor de orde te zorgen”, tussen aanhalingstekens. En daarnaast gingen ze zo op pad om Joden te jagen. Dat was het clubje dat hier geregeld was, dat was tuig van de ergste soort. Want er zijn hier verschrikkelijke dingen gebeurd. Er werd natuurlijk heel veel gestolen en geroofd. Er is ook sprake geweest van seksueel misbruik. Jonge meisjes die hier niet veilig waren voor die lui. Maar ja, dat waren mensen waar geen controle op was. En als zij niet gecontroleerd en gecorrigeerd werden, dan waren ze tot alles in staat. Dat is ook hier gebleken.

Maar dan komen we eigenlijk aan de essentie van dat dagboek. Dat is om allerlei redenen bijzonder. Een daarvan is dat het zo enorm in woede geschreven is. Ze maakt zich ongelooflijk kwaad op dat tuig dat de mensen zo slecht behandelt en mishandelt. Afblaft en pest en treitert. En ook oude mensen worden geduwd en geslagen. En daar maakt ze zich ongelooflijk kwaad om. En ze zegt er ook geregeld wat van. Ze botst ook wel eens met... Ze pikt het gewoon niet. En dat idee van 'dat moeten we niet pikken hier, dit kan toch allemaal niet'. Dat is eigenlijk de kracht van het dagboek.

Reinjan: Na tien dagen in de Hollandsche Schouwburg gevangen gezeten te hebben, wordt Klaartje met haar man Jozef naar Kamp Vught gedeporteerd.

Passage uit Klaartjes dagboek: In de nacht van 1 of 2 april zouden we de Schouwburg verlaten en het onbekende tegemoet gaan. Alle waren vol goede moed en hoopvol gestemd in de veronderstelling dat we daar waar we heen zouden gaan een menselijk bestaan zouden krijgen. Maar een hoe grote teleurstelling stond ons te wachten.

De uittocht vanuit de Schouwburg was zo afschrikwekkend, dat ik een rilling van afschuw door me heen voelde gaan. We moesten de zaal verlaten en in de hal gekomen stond daar een haag aan ‘groene politie’ die we moesten passeren. Op het laatste moment voor vertrek werden er nog gauw mensen binnengebracht die ook nog mee moesten gaan.

Buiten was het donker en ook daar stonden onze 'beschermers' in twee rijen opgesteld vanaf de Schouwburg tot aan de tram.

Onmiddellijk was het vrijheidsgevoel weg toen ik dat zag. En een ellendige gewaarwording onderging ik. Alles maakte een ontzettend triestige indruk. Misdadigers waren we, paria's in de maatschappij. We werden als het ware de tram in gestompt onder geschreeuw van de SS. Schreeuwen en dreigementen schijnen nu eenmaal bij hen een vast parool te zijn.

Voor het Centraal Station werden we alle in rijen van vier opgesteld en mochten we nog een poos in de kou wachten voordat we naar binnen konden gaan. Dit alles in de nacht, terwijl we gepakt en gezakt stonden met bagage. Het was een ware uittocht. Echte emigranten, zoals ik het weleens op een film had gezien. Heen en weer gedraaf van de SS en eindelijk konden we de hal betreden en kregen we toegang tot het perron en de treinen.

Een rit van ongeveer anderhalf uur en in stikdonker arriveerden we te Vught.

Reinjan: In Vught worden Klaartje en haar man te werk gesteld. Jozef moet fysiek zwaar werk verrichten, zoals het graven van greppels en tankvallen. Klaartje moet transistor radio's in elkaar zetten in een speciaal daarvoor ingerichte barak.

Gefluit van een stoomtrein

Een kleine drie maanden nadat ze in Vught zijn aangekomen, wordt Klaartje zonder haar man doorgestuurd naar Westerbork. Daar komt ze haar zwager tegen, aan wie ze haar dagboek overhandigt, vlak voordat ze gedeporteerd wordt naar het oosten van bezet Polen.

Ad: Het transport waar zij in terechtkomt is dat van 6 juli. En dan gaat het naar Sobibor. Er zijn 34.000 Nederlanders naar Sobibor afgevoerd. Althans, er waren 34.000 Joden uit Nederland afkomstig. De bedoeling daarvan was dat die kampen zouden worden afgebroken en dat er bomen zouden worden geplant en dat er nooit iets van teruggevonden zou worden. En de SS'ers die hier gewerkt hadden moesten allemaal een eed zweren, dat ze er nooit iets over zouden zeggen. Het moet dus de perfecte massa-moord worden. Dat was de bedoeling van dat plan. Dus dat is zo'n onvoorstelbare moordpartij geweest. Daar meteen vanaf het perron, wagon voor wagon, werd daar het kamp in gerangeerd.

En dan werden ze over het ‘Himmelfahrtpad’, zoals ze het noemden, werden ze naar de gaskamer gebracht. Dus die zijn allemaal de dag van aankomst van moord. En dat het lot heeft, hebben dus 34.000 mensen moeten ondergaan, onder wie ook Klaartje.

Reinjan: Klaartje de Zwarte-Walvisch is dan 32 jaar oud.

Het dagboek van Klaartje werd jaren geleden aan het Joods Museum geschonken. Maar omdat Klaartje geen namen gebruikte in haar dagboek, was het onduidelijk wie het geschreven had. De schenker had het anonieme dagboek gevonden in de nalatenschap van haar vader.

Na jaren van lezen en herlezen vonden onderzoekers van het tv-programma 'De Oorlog’, een aanwijzing waardoor onomstotelijk kon worden bewezen dat Klaartje de auteur was.

De schenker had nooit geweten dat het dagboek door haar eigen tante geschreven was. Sindsdien is haar dagboek uitgebracht en is het door duizenden mensen gelezen, waarmee een diep gekoesterde wens van Klaartje in vervulling is gegaan.

Passage uit Klaartjes dagboek: Ik hoop vurig dat alles wat ik hierin heb geschreven nog eens de buitenwereld zal bereiken.

Outro muziek

Reinjan: Dit was Vergeet me niet, een podcast van het Nationaal Holocaustmuseum. Ben jij benieuwd geworden naar Klaartjes dagboek? Of wil je meer weten over de Jodenjagers en de holocaust? Kom dan naar het Nationaal Holocaustmuseum.

In de volgende aflevering volg ik de tijdlijn van de Jodenvervolging in Nederland en onderzoek ik het verhaal van Sien.

Annemiek Gringold (Conservator Nationaal Holocaustmuseum): Ze moeten zich uitkleden, dus je staat bloot, je haar wordt afgeschoren. Je herkent jezelf bijna niet eens meer in de spiegel, je naam wordt afgenomen, je wordt een nummer. Dat is zo vernederend dat je daarmee mensen ook in bedwang houdt.

Reinjan: En probeer ik erachter te komen hoe hij in Auschwitz een cadeau voor zijn jarige vrouw heeft laten maken.

Annemiek: Het is hem dus gelukt om hier in die mannenbarak die ring te krijgen, dat stukje aluminium waar die S in staat van Siem verweven met de R van Roza.


Geluid voetstappen

Annemiek Gringold (Conservator Nationaal Holocaustmuseum): Dit is de zaal van de moord.

Reinjan Prakke (host): Ik word rondgeleid in het Nationaal Holocaustmuseum door Annemieke Gringold, de conservator van het museum.

Annemiek: Want na Westerbork en na Vught kwam de deportatie naar Duitsland en naar bezet Polen, naar de concentratie- en de vernietigingskampen. En dit is dus een hele zware zaal voor veel van de bezoekers.

Reinjan: Na een reis die in de jaren voor de bezetting van Nederland begon, komen we aan bij het stuk geschiedenis waar ik al vanaf de middelbare school over leer, maar dat ik desondanks nooit heb kunnen doorgronden.

Annemiek: Iedereen weet, denk ik, wanneer je door de tentoonstelling loopt, dat dit een element is wat je op een gegeven moment gaat tegenkomen. En deze zaal heb ik moord genoemd, want dat is wat er hier gebeurt op dit moment in de geschiedenis.

Reinjan: Ze neemt me stapje voor stapje mee door de holocausthistorie aan de hand van persoonlijke verhalen en objecten van slachtoffers. Hierdoor gaat het niet enkel over het enorme aantal mensen dat in concentratiekampen vermoord is, maar weet Annemiek het menselijk en invoelbaar te maken.

Annemiek: Kijk, hier zie je weer zo'n verliefd paar. Je ziet Siem en Roza Vos. Siem, die heeft nog heel wat voetstappen hier liggen in de Plantage Middenlaan, want hij was een toneelspeler.

En hij speelde ook hier in de Joodsche Schouwburg. Dus tijdens de oorlog heeft hij op het toneel gestaan in de revues die hier werden opgevoerd.

Reinjan: Op ooghoogte zie ik een digitale foto van Siem en Roza. Ze zitten te lunchen in iets wat vandaag de dag als een hip café door het leven zou kunnen gaan. Roza draagt een paars colbert en een zilverkleurige bril met ronde glazen. Haar wangen blozen en ze kijkt Siem verliefd aan. Hij is een knappe man, draagt een grijs uniform en kijkt stoïcijns naar buiten.

Annemiek: Siem en Roza zijn getrouwd, hadden nog geen kinderen, hebben tijdens de bezetting besloten dat ze zouden gaan onderduiken. Dat hebben ze ook gedaan. Ze hebben via een goede vriend een onderduikadres gevonden in Den Haag bij Jan Klein, dat was een gymnastiekleraar. En daar hebben ze verbleven met in totaal 19 andere onderduikers. En in februari '44 is het onderduikadres verraden en zijn bijna alle onderduikers op één man na zijn opgepakt. Roza en Siem zijn in Westerbork terechtgekomen en zijn op een straf transport gesteld naar Auschwitz op 3 maart 1944.

Siem heeft op een gegeven moment, dat is dat objectje wat je daar ziet, via relaties die hij opdeed in zijn werkcommando, iemand gevonden die van een stukje afval aluminium een ringetje kon maken. En daar heeft hij een S en een R in laten graveren.

Reinjan: In de ‘Vergeet me niet-vitrine’, gemaakt van notenkleurig hout en messing, hangt een ringdoosje gemaakt van draadjes van ijzer. De ring zelf is gemaakt van goedkoop aluminium, maar het lijkt gegoten en bewerkt door iemand die er echt verstand van heeft.

De initialen van Siem en Roza lopen sierlijk in elkaar over en zijn vormgegeven in een stijl die doet denken aan de Amsterdamse school. Naast de ring hangt een gehavend, geel uitgeslagen papiertje met handgeschreven zinnen.

Annemiek: En op een vodje papier heeft hij een ode geschreven aan Roza en hij heeft dat gedicht wat hij heeft geschreven en die ring naar haar toe laten smokkelen, naar het vrouwenkamp. En dat heeft ze gekregen op haar verjaardag. En ik kan me zo voorstellen dat Roza zich daar aan vasthoudt, alsof het haar levenskracht geeft.

Reinjan: Wie was Siem? Hoe was zijn leven in Auschwitz? Hoe is het hem gelukt om de ring bij Roza te krijgen? En heeft het stel Auschwitz weten te doorstaan?

Je luistert naar ‘Vergeet me niet’, een podcast van het Nationaal Holocaustmuseum.

Mijn naam is Reinjan Prakke en aan de hand van zes persoonlijke voorwerpen en de verhalen die ze meedragen neem ik je mee door de geschiedenis van de Holocaust in Nederland. Beginnend bij de jaren voor de oorlog en de eerste dagen van de bezetting.

Vervolgens naar de systematische discriminatie, deportaties en moord van Joden. Tot aan de bevrijding van Nederland en de jaren erna.

Dit is aflevering 5. Siem en de massamoord.

Geluid van een stoomtrein

In 1933 beginnen de nazi's met het stichten van werk, concentratie en vernietigingskampen. Uiteindelijk bouwen ze bijna duizend concentratiekampen met wel duizenden kleinere subkampen en zes vernietigingskampen. Zowel op hun eigen grondgebied als in grote delen van bezette Europa. De beruchtste kampen bevinden zich in het zuiden en oosten van Polen. Sobibór, Treblinka, Chełmno, Bełżec, Majdanek en Auschwitz. Auschwitz is veruit het grootste kamp. Hier zijn naar schatting anderhalf miljoen Joden vermoord.

Op het moment dat Siem en Roza aankomen in Auschwitz in 1944 is de capaciteit van het kamp op zijn grootst. Zo'n 6.000 mensen per dag worden er vermoord.

Bewaker vraagt in het Engels om de telefoon in te leveren.

Op een druilerige, koude dag in de winter kom ik met Annemiek aan in Oświęcim. Een klein dorpje in het zuiden van Polen waarvan de nazi's de naam hebben veranderd in Auschwitz.

Ze neemt me mee naar het kampterrein zodat ik in de voetsporen van Siem en Roza kan treden.

De restanten van het concentratiekamp zijn nog grotendeels intact en worden zo goed mogelijk onderhouden, als herinnering aan de gruweldaden die hier hebben plaatsgevonden. Ik hoop op deze plek een beter beeld te krijgen van Siem en Roza's leven hier.

Fragment van een gids die uitlegt dat bezoekers bewust geen toeristen worden genoemd, maar bezoekers.

We worden ontvangen in een oude bunker, gemaakt van rode bakstenen, donkerbruin hout en beton. Het ligt buiten het met prikkeldraad omgeven kampterrein iets verderop.

Onze begeleider is Christophe, een onderzoeker en historicus die al 30 jaar in Auschwitz werkt. Hij kent het kamp dus van binnen en buiten. Hij zal ons meenemen naar delen van Auschwitz die voor het gewone publiek ontoegankelijk zijn. Christophe begint bij de plattegrond van het kampterrein.

Christophe: Here you can see Auschwitz 1, 2, 3 sub camps and how it’s spread to the big area of 40km2

Reinjan: En direct wordt me duidelijk dat ik de afmetingen van Auschwitz totaal heb onderschat. Auschwitz is niet groot, het is gigantisch. 40 vierkante kilometer. Vergelijkbaar met de oppervlakte van een gemeente als Den Helder.

Annemiek: Are we going into one of the buildings now?

Christophe: Now, we are entering former Auschwitz I, Stammlager, the main camp. And later we’ll go to Birkenau.

Reinjan: Wij starten in Auschwitz I, het oudste en best bewaarde kampterrein met de bekende ‘Arbeit macht frei’-tekst boven de entreepoort. Alleen zijn Simon en Roza hier op deze specifieke plek naar alle waarschijnlijkheid nooit geweest.

Simon en Roza komen in Auschwitz aan in maart 1944. Auschwitz bestaat op dat moment uit drie grote en tientallen kleinere kampen.

Om deze zwaar beveiligde kampterreinen heen, staan allerlei fabrieken voor productie van onder andere staal, energie, kolen, verf, explosieven en synthetisch rubber.

Christophe: We’ll see it in a minute here, you can see the main guard house, we call it administration.

Reinjan: Auschwitz I, het eerste kampterrein, wordt voornamelijk gebruikt als concentratiekamp. Gevangenen moeten dwangarbeid verrichten. Veel van hen komen om het leven door mishandeling, ondervoeding, slechte hygiëne en het ontbreken van medische verzorging.

Het tweede kampterrein, Auschwitz II Birkenau, is veruit het grootste kamp en is in eerste plaats een vernietigingskamp. Er staan hier meerdere grote gaskamers waar dagelijks duizenden mensen vermoord worden.

Geluid van een deur die dichtslaat

Het derde grote kamp, Auschwitz III Monowitz, staat naast de belangrijkste fabriek uit de omgeving. Hier komen doorgaans de sterkste gevangenen terecht. De werkcondities zijn erbarmelijk en zodra gevangenen zijn uitgeput door ondervoeding en de lange werkdagen, worden ze teruggeplaatst naar Auschwitz I of II.

Als Siem en Roza met honderden anderen in een goederenwagon aankomen in Auschwitz, stopt de trein buiten deze goed bewaakte kampterreinen. Op een plek die men later die ‘Alte Judenrampe’ is gaan noemen. Vrij vertaald, het oude Jodenperron.

Geluid van autodeur die dichtslaat

Reinjan: Kan je me vertellen waar we zijn en wat je ziet?

Annemiek: We komen net uit Auschwitz I en we zijn onderweg met de auto naar Auschwitz-Birkenau, Auschwitz II eigenlijk. En onderweg passeerden we dus deze spoorlijn. Het is een stukje heel slecht asfalt en daar zien we die spoorlijn eigenlijk in het gras van het woonhuis verdwijnen, daar verderop in die tuin. En op deze spoorlijn staan twee hele oude wagons, goederenwagons. En dit is de Alte Judenrampe waar dus de meeste treinen uit Nederland met Joden, die in Westerbork in die trein zijn gedwongen, zijn aangekomen.

En ook Roza en Siem zijn hier uit de trein gejaagd. En op dit platform vond dan de selectie plaats. Mannen en vrouwen die werden gescheiden. En we bevinden ons eigenlijk tussen die twee kampterreinen in, van dat Auschwitz I en Auschwitz-Birkenau.

En mensen die uit de trein kwamen, er zaten meer dan 700 in die trein van Roza en Siem. Na drie dagen, twee nachten in zo'n goederenwagon moesten ze dan een paar honderd meter, een kilometer lopen naar Auschwitz-Birkenau.

En sommigen die dat niet konden, werden aangeboden om met een vrachtwagen die afstand af te leggen. En dat was eigenlijk een soort voorselectie, want dat betekende eigenlijk dat ze niet door die selectie zijn gekomen. En dat ze dus gelijk vanuit hier in die vrachtwagen naar een van de gaskamer complexen zijn gebracht om onmiddellijk te worden vermoord.

Maar Siem en Roza kwamen hier dus door die selectie. Hier werd besloten dat zij nog mochten blijven leven. En vanuit hier zijn ze weggevoerd naar Birkenau.

Geluid van voetstappen

Reinjan: De grootste groep gevangenen komt niet door deze selectie. Zij worden direct naar de gaskamers afgevoerd. Om daar te komen werden ze met een grote boog om het kampterrein van Birkenau heen geleid. De aanblik van ondervoede gevangenen zou hen mogelijk kunnen afschrikken, waardoor onrust ontstaat. En dat wil de kampbewaking voorkomen.

Siem en Roza behoren dus tot de andere, kleinere groep die niet gelijk wordt vermoord. Welke route ze precies hebben afgelegd is niet met zekerheid vast te stellen. Maar wat wel zeker is, is dat ze hier van elkaar worden gescheiden en vervolgens naar de achterkant van het kampterrein worden geleid.

Op zo'n twintig minuten lopen staat een groot complex dat ‘de sauna’ genoemd wordt.

Annemiek: Wanneer treinen uit Nederland aankwamen, vooral vanaf het najaar '43, kwamen de Joden dus hier aan. Op dit open stuk terrein, bij dit bakstenen gebouw. Het is een laag gebouw, we zien vier schoorstenen, allemaal ramen. En dit is ‘de sauna’, de sauna van Auschwitz-Birkenau. En dat is eigenlijk het gebouw waar mensen naar binnen kwamen. En waar dat ontmenselijkingsproces tot in detail werd uitgevoerd.

Door deze deur hier, een lage grijze deur, gingen ze naar binnen. Daar moesten ze zich uitkleden. En in deze sauna werden ze eigenlijk gevangenen, met een nummer, kaal geschoren, in gevangenenkleding.

Reinjan: Dat ontmenselijken, was dat dan ook de voornaamste reden om dit zo te doen? Om mensen dus kaal te scheren en een nummer te geven, was dat de reden om dit te doen?

Annemiek: Wanneer je mensen op die manier behandelt, massa's, groepen, hun individualiteit afneemt, hun naam afneemt. Nadat ze natuurlijk bij die selectie en bij die deportatie al zijn gescheiden vaak van een deel van hun familie, van hun bekenden. Ze staan ineens helemaal alleen. Ze worden ontkleed, ze moeten zich uitkleden. Dus je staat bloot, je haar wordt afgeschoren, je herkent jezelf bijna niet eens meer in de spiegel, want je ziet er anders uit.

Dat is zo vernederend, dat is ook zo intimiderend, zo'n terreur, dat je daarmee mensen ook in bedwang houdt. Ze zijn geterroriseerd. Enorm beangstigend moet het zijn geweest.

Want het proces zoals dat hier afspeelde, wat die mensen werden aangedaan, dat moest ook allemaal heel snel natuurlijk. Er was een heleboel geweld, er werd geslagen, er werd geschreeuwd. Het was een bruut proces. Het moet allemaal… op een drafje, ging je door dit gebouw.

Reinjan: Heel industrieel eigenlijk al gelijk.

Annemiek: Eigenlijk heel industrieel. En dan, wat voel je jezelf dan nog, wanneer je eigenlijk een object wordt die behandeld wordt van een mens met een naam, naar een mensfiguur met een nummer. Wanneer je een groep mensen in al die strepen ziet, dan kun je ook nauwelijks meer het individu onderscheiden. Dan wordt het een mensenmassa waar je eigenlijk een enkel individu niet meer in herkent.

Reinjan: Ja, laten we gaan kijken.

Annemiek: Laten we eens door die ramen kijken.

Geluid van voetstappen

Annemiek: Allemaal dat prikkeldraad ook overal om ons heen. Die iconische gebogen betonnen palen. Kijk, ja.

Reinjan: Het rode baksteengebouw doet het meest denken aan een industrieel slachthuis voor vee. Kijken we door de ramen, dan zien we lange ruimtes met een betonnen vloer, afvoerputjes en stalen buizen die de looproutes bepalen.

Hier worden Siem en Roza afzonderlijk van elkaar hutje-mutje opgejaagd door SS'ers.

Annemiek: En vanuit deze ruimte waar ook getatoeëerd werd, op je linker onderarm, dan ging je door die opening uit deze ruimte naar, kijk het staat er nog boven, zie je dat?

Reinjan: Oh ja.

Annemiek: Het ‘Untersuchungsraum’. Want daar bevonden zich nog wat SS'ers en deze mensen waren nu naakt. En daar werden ze nogmaals bekeken. En als het dan bleek dat ze misschien toch mager waren of een gebrek hadden, misschien een vrouw die met kind was, zwanger, dan vond daar een tweede selectie plaats.

En dan werd je dus uit de sauna gevoerd en dan direct afgevoerd naar het crematorium 5 hier net iets verderop.

Reinjan: Op steenworp afstand van de sauna bevindt zich een van de vijf crematoria van Auschwitz-Birkenau. Gaskamers van soms wel 30 meter lang en 7 meter breed met rijen ovens ernaast, waar nog slechts een paar ruïnes van over zijn.

Van de oostkant van de sauna lopen we door naar de zuidkant en kijken we wederom naar binnen. Grote sproeisystemen hangen er aan het plafond.

Annemiek: En hier werden ze dan of met heel heet water of met ijskoud water zogenaamd gedesinfecteerd schoongemaakt.

Reinjan: Het hele onmenselijken zit dus ook al heel erg in die woorden versloten. Desinfecteren dat is iets wat je met objecten doet.

Annemiek: Desinfecteren doe je wanneer er iets is besmet. Dat doe je met ongedierte. Niet met mensen.

Reinjan: Als Siem en Roza zijn afgespoeld, zoeken ze onder de druk van een paar schreeuwende SS'ers uit hun kledingstapel een passend paar oude schoenen en gevangeniskleding uit.

De goede schoenen, kleding, sieraden, potten en pannen die de nazi's in Nederland hen opdroegen om in hun koffer mee te nemen, worden in de barakken naast de sauna uitgezocht door gevangenen. Vervolgens wordt het ingeladen en in treinwagons richting Duitsland vervoerd.

Naar wie in Duitsland gingen die spullen dan? Die werden verkocht zeg je?

Annemiek: Wanneer het om waardevolle spullen ging, dan werden ze gekapitaliseerd. En dan kwam dat ten bate van de oorlogsindustrie. Maar er waren ook een heleboel spullen die werden uitgereikt aan de Duitse bevolking. Omdat die bijvoorbeeld door de oorlogshandelingen ook spullen nodig hadden.

Maar we weten ook dat in Auschwitz-Birkenau maar ook in andere vernietigingskampen dat bewaking, de SS hier ook wel hun ronde deed over dingen die ze wilde hebben.

Reinjan: Ja.

Annemiek: Nou moet je je voorstellen, vijf wagons per dag gemiddeld. Vijf wagons van spullen per dag. Het is onnoemelijk veel.

Reinjan: Kaal en onherkenbaar voor zichzelf en voor anderen, lopen Siem en Roza met hun medegevangenen richting de barakken. Hier komen ze oog in oog te staan met hun vaak uitgemergelde medegevangenen en zien ze de weidsheid van het kampterrein.

Het kamp is in tweeën verdeeld. Aan de ene kant van de centrale poort het Frauen- en aan de andere kant het Mannenlager. Het zijn honderden barakken. Per barak zitten er 700 tot 1000 mensen ingepropt. Het terrein is afgegrendeld met hoge hekken die onder stroom staan. En om de honderd meter staat er een uitkijkpost met kampbewaking.

Annemiek: Wat hier in Birkenau natuurlijk echt opvalt is die uitgestrektheid van het terrein. Moet je kijken. We kijken nu door de quarantaine barakken heen, helemaal naar de achterkant van het terrein en je ziet daarvoor een woud van die oude schoorstenen staan.

Van houten barakken die niet meer bestaan, die met de jaren zijn vergaan, die zijn weg. Dat hout is vergaan, maar die schoorstenen die natuurlijk gemetseld zijn, die staan hier allemaal netjes achter elkaar in die rijen. Helemaal tot aan de verte eigenlijk.

Reinjan: Ja, dat is gewoon niet te zien eigenlijk.

Annemiek: Waar je dat bosje ziet.

Muziek

Reinjan: Voor ons ligt een grote open vlakte met tientallen schoorstenen. Een aantal barakken is in de oude staat behouden. Iets dat overigens veel moeite kost. De barakken zijn namelijk van bijzonder slechte kwaliteit. Het zijn eigenlijk prefab houten paardenstallen, die nooit gemaakt zijn om meerdere decennia mee te gaan.

Gevangenen kunnen deze stallen in een mum van tijd in elkaar zetten, waardoor het kamp op hoog tempo kan worden uitgebreid om de capaciteit eenvoudig te kunnen vergroten.

Siem gaat de dag van aankomst vanuit de sauna direct door naar de quarantaine barakken.

Annemiek: So, these are the living quarters?

Reinjan: Eenmaal in de quarantaine barak, zien we de ringen om de paarden met touw aan vast te kunnen maken nog zitten. In het midden van de ruimte staat de schoorsteen en links en rechts daarvan, om de twee meter, houten palen, waar drie houten planken tussen geklemd hebben gezeten.

Op een stukje van twee bij twee meter ontstaan er zo drie stapelbedden van nog geen meter hoog.

Annemiek: En wat je niet ziet, is natuurlijk dat onder dat lagere dakdeel aan de zijkanten van de barak, driehoog, die stapelbedden, die planken lagen. Waar honderden mensen heel erg dicht op elkaar lagen.

Er zijn tekeningen van hoe zes mensen één plek moesten delen en als er één zich bewoog, moesten ze zich allemaal een beetje herschikken.

En overdag kon je je wel iets rondom buiten die barak begeven, maar waren er natuurlijk SS’ers hier in het kamp die je dan appèl lieten staan. Of die lieten je ook, om je te pesten en je af te matten, soort marteling eigenlijk, heel lang, voortdurend allerlei zogenaamde sportoefeningen doen. Rondjes rennen, bukken, door je knieën, uren achter elkaar. En dan moest je weer de barak in. En daar lag je dan op zo'n plank met vijf, zes, zeven andere mensen naast je. Honger. En die quarantaine duurde twee, drie weken. En daarna werd je dan ingedeeld in een werkcommando en verdween je uit deze quarantainebarak.

En Siem werd toen ingedeeld in het Mannenlager, in het gedeelte van Auschwitz-Birkenau, waar de mannen waren opgesloten. En vanaf dat moment gaat hij dus ook werken in een werkcommando.

Reinjan: Zo komt Siem terecht in het dagelijkse gevangenenritme van keiharde fysieke arbeid, weinig tot geen eten, slechte hygiëne en nauwelijks nachtrust. Hij zal er maanden verkeren. Wat voor soort dwangarbeid hij moet verrichten is niet helemaal duidelijk. Wat Annemiek wel weet uit de overlevering van Roza, is dat ze Siem een paar keer heeft zien lopen vanuit de vrouwenbarak, als hij onderweg is naar zijn werkplek.

Annemiek: Misschien wel naar die fabriek waar dat aluminium aanwezig was, want dat is wel de route langs het vrouwenkamp. Ze heeft hem in de verte zien lopen, misschien was het die route. Maar misschien was het ook wel dat hij te werk werd gesteld in die nieuwe spoorlijn die werd aangelegd. Want zij waren aangekomen op dat oude platform buiten het kamp, maar toen ze er net waren, werd die spoorlijn aangelegd die de treinen tot in Birkenau zou brengen. En die bevond zich, die spoorlijn, tussen het vrouwen- en het mannenkamp. Dus dat was nog dichter bij Roza.

Reinjan: De spoorlijn die in die dagen wordt aangelegd, gaat door het bekende poortgebouw en komt aan in het midden van het kamp. Dit was een voorbereiding voor de grootschalige operatie om de enorme groep Hongaarse Joden hier naartoe te brengen en nog efficiënter te vermoorden.

Annemiek: Die spoorlijn is aangelegd vanwege de efficiëntie. De mensen werden gebracht tot dat selectiepunt. En dat is eigenlijk maar een paar honderd meter van de gaskamers en crematoria waar ze zijn vermoord. En dat moest zo rustig mogelijk en zo ordentelijk mogelijk gebeuren. En je moest dus geen paniek veroorzaken.

En dat betekent dus dat er ‘Lagersperre’ was. Iedereen opgesloten in de barak. De wachttorens bevolkt. De selectie ordentelijk uitvoeren. Er zijn foto's van hoe dat gebeurt. En daar zie je de efficiëntie van zo'n vernietigingskamp.

Reinjan: Maar ik snap het ergens en tegelijkertijd denk ik ook, maar mensen gingen vrij direct daarna naar de sauna. Waarin je ook direct al te maken krijgt met een enorme schokgolf omdat je daar doorheen wordt gejaagd. Om vervolgens alsnog langs al die barakken te moeten en langs al die mensen te moeten om naar je quarantainebarak te gaan. Dat is dan toch ook al...

Annemiek: Er zijn twee routes in dit kamp. Er is de route die heel kort is. Van de trein naar de ontkledingsruimte en de gaskamer. En er is de route van de trein door een selectie, naar de sauna het kamp in. Die laatste route gebeurt maar met een minderheid uit elke trein. De meeste mensen die hier zijn aangekomen zijn nooit geregistreerd. Ze zijn niet tot een nummer geworden. Ze zijn niet in die sauna geweest of in die registratiebarak.

De meeste mensen die hier zijn aangekomen, weten we niet wie ze zijn, wanneer ze zijn aangekomen. We weten alleen dat ze ofwel op die Alte Judenrampe buiten Birkenau, ofwel hier vanaf 1944 in het midden van dit kamp zijn aangekomen en gelijk zijn vermoord.

En om dat rustig te laten verlopen was er dus een Lagersperre. En degene die wel door die selectie kwamen en die dus naar de sauna werden gebracht. Die vervielen van schrik in schrik totdat ze in die barak kwamen. En zich daar in wanhoop afvroegen, wat is er met die anderen gebeurd? En daar te horen kregen ‘die zijn door de schoorsteen gegaan’. En dan vol ongeloof moesten accepteren dat al die anderen er dus niet meer waren. Dat ze waren vermoord.

Gezang van Joodse jongeren

Reinjan: Aan het eind van het spoor staat vandaag de dag een gigantisch monument. Mensen leggen er bloemenkransen en we zien er groepjes Joodse jongeren psalmen zingen.

We vervolgen onze route tot halverwege de spoorlijn en passeren af en toe kleine groepen bezoekers met betrokken gezichten.

Annemiek: Moet je kijken, wat een enorm lange weg hier. We staan hier op die weg die Auschwitz-Birkenau doorkruist. En eigenlijk het mannenkamp verbindt met het vrouwenkamp. En dan over die spoorbaan heen gaat.

En hier in B2D, daar was het Mannenlager. Daar stonden die houten barakken waar Siem nadat hij uit de quarantainebarak is gebracht, onder is gebracht. In een van deze barakken die hier hebben gestaan. En hij heeft gewerkt. In welke werkcommando's is een beetje onduidelijk. Verschillende werkcommando's heeft hij gewerkt. En het is hem dus gelukt om hier in die mannenbarak die ring te krijgen. Dat stukje aluminium waar die S in staat van Siem. Verweven met de R van Ro, van Roza.

En wat misschien nog wel wonderlijker is, hij heeft ook een stukje papier weten te bemachtigen en een stukje potlood. Want op dat papier heeft hij dat liefdesgedicht voor haar geschreven. En uit dat Mannenlager, uit een van die houten barakken waar hij zat, via deze verbindingsweg is die ring dus naar de overkant gebracht, naar Roza toe.

Reinjan: Je ziet hier allemaal bewakers, je ziet hier gigantische prikkeldraad. Hoe zou dat mogelijk gegaan kunnen zijn?

Annemiek: Er zijn natuurlijk wel bepaalde gevangenen geweest die in verschillende delen van het kamp mochten komen. Vertalers bijvoorbeeld, die van het ene naar het andere deel gingen.

Maar ook werden groepen gevangenen, en dat is aan de andere kant van deze weg, het kamp uitgevoerd. Waar ze dan ook in contact kwamen met andere werkcommando's uit andere delen van het kamp. Dus er zijn wel contacten mogelijk geweest voor bepaalde gevangenen die daartoe opdracht hadden gekregen om van plek 1 naar 2 te gaan.

En ik denk dat het zo iemand is geweest die uiteindelijk die ring en dat gedicht heeft gesmokkeld voor Siem naar Roza.

Reinjan: Op 22 augustus is Roza jarig. Ze wordt die dag 28 jaar. En ze leest het volgende gedicht.

Voor mijn vrouw, 22 augustus 1944.
Liefste, weer is een jaar verstreken, en in de loop der dagen volgebracht.

En door alle harten volle wacht, komt nu al reeds de vrijheidszone breken.

Nu ben ik meer dan ooit aan u verbonden.

Ik voel uw hartslag in mijn bloed en weet, zo is alles goed.

Bij u heb ik mijn rust gevonden.

Siem

Hoe zou het geweest kunnen zijn om zo'n cadeau te krijgen op je verjaardag?

Annemiek: Op je verjaardag vier je natuurlijk dat je leeft, dat je geboren bent en dat je bestaat. En op een plek, dat hebben we net gezien, die helemaal is ingericht eigenlijk om je leven te beëindigen, om je te vermoorden. Om dan stil te staan en te vieren met een cadeau dat je wel leeft. Dat moet wel heel bijzonder zijn geweest voor Roza. Dat moet wel een enorme houvast hebben gegeven. Het feit ook dat er een gedicht bij zat waarin Siem bevestigt dat hij van haar houdt. Dat zij hem heel dierbaar en lief is. Dat moet een bijzonder gevoel hebben gegeven.

En ik denk dat Roza met alles wat ze in zich had, heeft geprobeerd om die ring en dat gedicht ook te behouden. Want zij zat in dat Frauenlager en daar liep ze natuurlijk voortdurend gevaar. Er waren selecties, er was dwangarbeid, er was honger, er waren ziektes. Ze wist niet of ze het zou overleven. En toch is het haar gelukt om in een omgeving waar ze geen moment alleen was, waar ze geen plek voor zichzelf had. Om die twee dierbare dingen, die haar verbonden aan Siem, die haar verbonden met het leven, met menselijkheid, met medemenselijkheid, met liefde, om die te bewaren.

Reinjan: In het najaar van 1944, ruim een maand na de verjaardag van Roza, wordt het de nazi's duidelijk dat ze de strijd gaan verliezen. Want het Rode Leger is in aantocht. De grootschalige vergassingen worden stopgezet. De crematoria worden opgeblazen en het kamp wordt stukje voor stukje ontruimd.

Uitkijkend op het kamp vanuit de centrale poort, neemt Annemiek me mee in de laatste fase van Auschwitz en het verhaal van Siem en Roza.

Annemiek: We weten dat met het optrekken van het Rode Leger van de Sovjet-Unie, de SS'ers het kamp wilden ontruimen. Toen zijn eerst met de eerste groepen, vooral Poolse en Russische gevangenen uit Auschwitz-Birkenau, op zogenaamde dodenmarsen gestuurd. En die vertrokken onder de poort van dit poortgebouw door naar buiten.

Het eerste deel van die dodenmars moesten die gevangenen in oktober en later ook in november, december, januari '45, te voet afleggen. Ze gingen in de richting van Duitsland, het westen trokken ze op, richting Katowice vanuit Auschwitz.

En dan na ongeveer zestig kilometer kwamen ze bij een station, waar ze zijn overgeplaatst in veelal open wagons, vrachtwagons, zonder dak. En daar werden ze dan verder vervoerd richting Duitsland.

Reinjan: Ongeveer 60.000 gevangenen zijn in het totaal op dodenmars gestuurd, waaronder Siem en Roza. Zij het afzonderlijk van elkaar. Een vierde van de gevangenen heeft de eindbestemming echter nooit bereikt.

Annemiek: Onder bewaking werden die gevangenen weggevoerd. Ze waren ondervoed, ze waren niet gekleed daarvoor. Ze liepen nog steeds op die klompen die ze hier in het kamp droegen. En ze moesten dus door dat winterse landschap van Polen marcheren in rijen van vijf.

En degene die dat niet volhield, die instortte, die werd doodgeschoten door de bewaking die met die colonnes meeliep. En we weten dat Roza ernstig verzwakt was. Ze had de ring bij zich, ze had het gedicht bij zich. Die had ze al die tijd weten te behouden. En we weten dat zij op een deel van de dodenmars, die ze lopend moest afleggen, op een gegeven moment zichzelf heeft laten vallen. En in de greppel naast de weg is gerold. En daar heeft ze zich voor dood gehouden.

En hoewel het gebruikelijk was dat de bewaking controleerde of mensen die omvielen tijdens die mars, of ze nog leefden. En als dat het geval was, dan werden ze alsnog doodgeschoten. Is dat met Roza niet gebeurd. Ze is daar echt door het oog van de naald gekropen. Ze heeft zich voor dood gehouden in de greppel. Is na het langstrekken van die colonne, daar weggeglipt en heeft uiteindelijk de oorlog overleefd.

Siem is ook met zo'n colonne hier door dit poortgebouw weggevoerd. Uiteindelijk in een trein geladen en is door Duitsland heen, naar verschillende plekken gevoerd. We weten dat hij is ingeschreven in Flossenbürg. Dat hij is ingeschreven in Buchenwald. En we weten dat hij ook nog is waargenomen vlak voor de bevrijding, nabij Dachau.

Zijn sterfdatum is bepaald op de bevrijdingsdag van Dachau. Dat Dachau het concentratiekamp in het zuiden van Duitsland is bevrijd. Op 29 april 1945.

Het is iets meer dan een week voordat Nazi-Duitsland zich overgeeft. En hij heeft het dus niet gehaald. Ik weet dat Roza nadien van iemand, in de nabijheid van Siem, heeft gehoord dat hij ervan uitging dat zij er niet meer was. En dat hij dus ook zich erbij neerlegde dat hij het wellicht niet zou redden. En dat is wel wrang, want zij heeft het overleefd.

Zich vasthoudend aan de hoop dat hij het misschien ook zou overleven. En hij heeft dat niet gehaald. Hij was te afgemat, te uitgeput, te ziek, te zwak. Vlak voor de bevrijding. Dat is heel bitter.

Reinjan: Siem Vos is 28 jaar geworden.

Roza hertrouwde in 1946 met kunstenaar Bob Denneboom. Ze kregen een dochter, Thérèse. En zijn meer dan 50 jaar gelukkig getrouwd geweest. Bob overleed in 2001. Roza in 2004. Hun dochter schonk de ring en het bijbehorende gedicht aan het museum.

Annemiek: Wanneer je spreekt over de Shoah. En je spreekt over de veerkracht, over de solidariteit. Over hoe mensen elkaar nodig hebben. Of dat nou is in die ellende van Auschwitz. Maar ook om een leven weer op te bouwen. Om weer opnieuw lief te kunnen hebben. Om genoeg vertrouwen te hebben om kinderen op deze wereld te zetten. Het zit allemaal in dat kleine dingetje.

En als je dan kijkt naar die verliefde mensen aan dat theetafeltje. Ze zijn heel gewoon. Ze hadden mijn buren kunnen zijn. En toch zijn zij tot dit soort dingen voor elkaar in staat. Dit soort veerkracht. Dit soort solidariteit. Dit soort menslievendheid. Dit soort zorg. En dat geeft mij hoop. Dat dit soort dingen in ieder mens misschien wel verborgen zitten.

Reinjan: Dit was Vergeet me niet. Een podcast van het Nationaal Holocaustmuseum. Ben jij benieuwd geworden naar Siems ring en de brief? Of wil je meer weten over Auschwitz en de Holocaust? Kom dan naar het Nationaal Holocaustmuseum.

In de volgende aflevering volg ik de tijdlijn van de Jodenvervolging in Nederland. En onderzoek ik het verhaal van Jacob en Leny.

Michal Citroen (Historica): Als zij zeg maar voldoet aan het beeld van de doorsnee mensen die terugkwamen uit de kampen. Is ze in een deplorabele staat. Mensen waren gewoon allemaal doodziek. Volledig ondervoed.

Reinjan: En probeer ik erachter te komen hoe ze in Nederland ontvangen wordt. Na de bevrijding van Auschwitz.

Michal: In Marseille werden ze als helden ontvangen. Die werden welkom geheten. De Marseillaise. Maar ook eten, drinken, diners. Meisjes in de trein die langs gingen met fruit. Ook mensen op de perrons met vlaggetjes en juichen. Want dit is een trein met mensen die de oorlogsverschrikkingen hebben overleefd. En in de tussentijd had Nederland voornamelijk zijn grenzen gesloten. Om iedereen die aankwam te kunnen registreren.


Geluid voetstappen

Annemiek Gringold (Conservator Nationaal Holocaustmuseum): Dit is de zaal die gaat over hoe we omgaan met die oorlog.

Reinjan Prakke (host): En wie zijn we in deze?

Annemiek: We is niet alleen de Joodse gemeenschap in Nederland, maar dit is ook de Nederlandse samenleving.

Reinjan: Annemiek Gringold, de conservator van het Nationaal Holocaustmuseum, brengt me bij de 'Vergeet me niet'-installatie van Jacob.

Annemiek: Dit is Jacob, Jacob Velleman. En ook Jacob gaat kleur geven, die komt dichter bij ons.

Reinjan: Op de foto boven op de vitrine zie ik een man van begin 40, met kort donkerblond haar, een mooi grijs pak en een donkerblauwe vlinderdas.

Annemiek: Hij was de vader van twee kinderen, getrouwd. En het gezin woonde op een gegeven moment in Amsterdam. Ze kwamen oorspronkelijk uit Zandvoort. En Jacob had dus twee kinderen, een dochter, Leny, en een zoon.

Reinjan: Deze installatie is gemaakt ter nagedachtenis van Jacob, een Holocaustslachtoffer. Maar vertelt opvallend genoeg het verhaal van Leny.

Annemiek: En Leny, zijn dochter, is in 1941 heel ziek geworden. Opgenomen in het ziekenhuis, een behandeling gekregen. En toen ze hersteld was en naar huis kwam, kreeg ze van haar vader een cadeau. En dat cadeau is het object van deze 'Vergeet me niet'-installatie. En kijk, ik kan de la opendoen.

Reinjan: Als de la open gaat, zie ik achter een glasplaat een oude zilveren kapset liggen. De kam mist een aantal tanden, de haren van de borstel zijn platgedrukt en het zilver van de ronde handspiegel is aangetast.

Annemiek: Het cadeau was een kapset, een mooie spiegel en een borstel. Een cadeau voor een jonge vrouw, ze was er ook erg mee in haar nopjes.

Het gezin Velleman is in de oorlog gaan duiken, onderduiken. En vader, moeder en ook de zoon zijn al vroeger in de bezetting opgepakt, gedeporteerd en ze zijn ook vermoord. Leny is ook gaan duiken, net als de rest van het gezin. Ze is ook verraden, gedeporteerd en ze is terechtgekomen in Auschwitz, maar ze kwam terug.

Ze kwam terug na een hele langdurige repatriëring op het Centraal Station in Amsterdam in de avond. Toen heeft ze gevraagd of ze naar haar huis kon worden gebracht.

Reinjan: Over het verloop van haar terugkomst in Nederland, het weerzien van haar kapset en de muur van bureaucratie waar ze tegenaan loopt om deze weer terug in handen te krijgen, geeft ze decennia later een kort interview voor een expositie in het Joodsmuseum.

Leny Boeken-Velleman: Ik heb ook nergens in mijn huis een foto van mijn ouders staan.

Reinjan: In het fragment zit Leny op de bank in haar huiskamer, naast een ouderwetse beeldbuis. Ze is inmiddels een oude vrouw. Haar sluike haar is donkergrijs en ze draagt pareloorbellen.

Interviewer: Mevrouw Boeken, als u zo met me praat, dan lijkt het alsof het pas gisteren gebeurd is.

Leny: Nou, voor mij is het in mijn geheugen zo dat het gisteren gebeurd had kunnen zijn, ja. Ik zal het meenemen in mijn graf ook nog. Dat houdt voor mij nooit op. Je denkt iedere dag aan ze, je spreekt over ze, je ziet ze voor je. Ik leef met ze.

Intromuziek

Reinjan: Wie was Leny? Hoe was het om vanuit het concentratiekamp terug in Nederland te komen? En heeft ze haar kapset terug in handen gekregen?

Je luistert naar ‘Vergeet me niet’, een podcast van het Nationaal Holocaustmuseum.

Mijn naam is Reinjan Prakke en aan de hand van zes persoonlijke voorwerpen en de verhalen die ze meedragen, neem ik je mee door de geschiedenis van de Holocaust in Nederland. Beginnend bij de jaren voor de oorlog en de eerste dagen van de bezetting. Vervolgens naar de systematische discriminatie, deportaties en moord van Joden. Tot aan de bevrijding van Nederland en de jaren erna.

Dit is aflevering zes. Leny en de kille ontvangst.

Reinjan: Op een grijze maandagochtend in februari, heb ik afgesproken met historica Michal Citroen.

Geluid van een naderende tram

Hoi, Reinjan.

Michal Citroen (Historica): Hallo, dag. Sorry dat ik wat laat ben.

Reinjan: Je bent er, daar ben ik heel blij mee. Fijn dat je er bent.

Michal is een charismatische vrouw. Draagt een zwarte bril en een lange jas. En we gaan naar het Joods Museum om naar Leny's fragment te kijken en in alle rust te praten.

Wij pakken de metro naar het Waterlooplein en dan hebben we daar een plekje waar we even binnen kunnen zitten.

Momenteel is Michal druk bezig met haar nieuwe boek. 'Een adres, de geschiedenis van de Joodse onderduik'. Maar jaren geleden schreef Michal het boek 'U wordt door niemand verwacht'. Wat gaat over de Joodse gemeenschap in de periode direct na de bevrijding en hun ontvangst terug in Nederland.

Ze is daarom de uitgelezen persoon om Leny's verhaal aan de hand van het fragment te reconstrueren.

Geluid voetstappen en het kloppen op een deur

Mick Groeneveld (medewerker Joods Museum): Hallo, Mick Groeneveld.

Michal: Hi, Michal Citroen.

Mick: Hi, ik heb Reinjan en Michal Citroen aangemeld. We hebben het auditorium gereserveerd.

Reinjan: Welke kant gaan we op? Hier?

Mick: Hier naar links.

Reinjan: Eénmaal binnen nemen we plaats in een grote presentatieruimte zonder daglicht. Met tientallen tafels en stoelen. De beelden staan klaar op de beamer. Leny gaat in sneltreinvaart door haar eigen geschiedenis heen. Daarom hak ik het voor mijn gesprek met Michal in stukjes.

Interviewer: Kunt u mij vertellen hoe het was om na het verblijf in het kamp in Amsterdam aan te komen?

Leny: Nou, voordat ik in Amsterdam aangekomen ben, ben ik vanuit het kamp naar alle doorgangslagers gegaan. En ik heb in het ziekenhuis gelegen in Bayreuth. Uiteindelijk ben ik in Maastricht terecht gekomen. Daar ben ik geweest, want Holland was afgesloten. Daar ben ik gebleven tot het waarschijnlijk open was. Vandaar ben ik in Amersfoort terecht gekomen. Daar zaten NSB'ers gevangen. Daar heb ik weer tussen gezeten. Op een zeker ogenblik ben ik als het enige Joods meisje in een trein met jongens, die in Duitsland gewerkt hadden, in Amsterdam op het Centraal aangekomen.

Reinjan: Zuid Nederland wordt in de herfst van 1944 door de geallieerden bevrijd. Leny wordt in deze zelfde periode van Auschwitz naar Kratzau vervoerd. Een kamp in toenmalig Tsjecho-Slowakije. Een paar maanden later, in januari 1945, wordt Polen bevrijd door het Rode Leger. En zo verliezen de nazi's aan weerszijden steeds meer terrein. Kratzau wordt in mei 1945 bevrijd. De ernstig verzwakte Leny moet eerst in verschillende ziekenhuizen aansterken, totdat ze haar terugtocht naar Nederland kan beginnen. Te voet, meeliftend, met militaire auto's en per trein.

Zou je mij een beeld kunnen geven hoe het geweest moet zijn vanaf het moment van bevrijding?

Michal: Ze zal net als alle andere gevangenen dood en doodziek zijn. En die worden eigenlijk allemaal door de geallieerden opgevangen. Meestal door de Engelsen en de Amerikanen. De Russen, die deden wel wat ze konden, maar die waren ook wel geschrokken. Zeker van de kinderen die ze nog aantroffen in Auschwitz. Maar die waren wel wat gewend in Rusland zelf natuurlijk met hun eigen kampen. Dus die geallieerden hebben heel erg veel gedaan. De Russen zorgden ervoor dat iedereen gewoon genoeg eten kon krijgen. En maakten dat mogelijk.

De geallieerden hebben veel gedaan aan de opvang. Ik heb aan ongeveer iedereen gevraagd die mij zijn verhaal heeft verteld over wat er bij de bevrijding gebeurde, gevraagd heb je Nederlanders gezien? En we hebben er nog niet één gevonden. Dus dat waren de grote afwezigen.

Reinjan: Door de Nederlandse regering wordt al vanaf 1943 aan plannen gewerkt voor de repatriëring van Nederlanders. Maar op het moment dat in januari 1945 Auschwitz en andere concentratiekampen worden bevrijd, worden geen van deze voorgenomen acties succesvol uitgevoerd.

Michal: Iedereen had moeten weten toen dat de enigen die iets voor het zeggen hadden waren militairen in die tijd. En die militairen waren helemaal niet blij met al die mensen die bevrijd waren uit de kampen. In heel Europa. Er liepen miljoenen mensen er door Europa op weg naar huis, ergens heen. En dat stoorde op vele fronten, stoorde dat de hele militaire operatie. Dus die wilden daar helemaal van af.

Reinjan: Want wat is dan de militaire operatie op dat moment van bevrijding?

Michal: Duitsland moest nog bevrijd worden. De Russen kwamen van de ene kant en de Engelsen en Amerikanen kwamen vanaf de andere kant. Die bevrijdden gaandeweg alle kampen. En al die mensen, ook de mensen die aan het werk zijn natuurlijk in die gebieden en die ergens anders vandaan komen, of krijgsgevangenen, al die mensen zijn aan het rondsjouwen. En dat zit natuurlijk die oprukkende legers enorm in de weg.

Dus er is nog niet een grootscheepse repatriëring op gang gezet. Bovendien, Nederland weet wel dat er allerlei mensen terugkomen. Een half miljoen mensen die tewerkgesteld zijn. Joden die afgevoerd zijn, daar hebben ze in het begin hele onnozele ideeën over. Die denken nog dat er 70.000 of 80.000 Joden terug zullen komen. Het enige waar ze een organisatie voor opzetten is aan de grens. Zelfs verzetsmensen die in Dachau zitten, worden niet opgehaald.

Reinjan: Vanaf begin 1945 lopen uitgemergelde en zieke overlevenden uit concentratie- en vernietigingskampen, reddeloos en radeloos in groepen door Europa.

Michal: Dan komt ze, denk ik met behulp van de geallieerden, op een trein terecht die richting Nederland gaat. Daarmee komt ze aan in Maastricht. Maar het is één grote puinhoop daar, waarvan niet iedereen weet wat hij exact moet doen. Behalve registreren, constateren of iemand een besmettelijke ziekte heeft. Dat is de allergrootste angst.

Wat er ook gebeurt als er maar geen mensen met besmettelijke ziektes het land in komen. Dus iedereen zit daar aan die grenzen lang te wachten. Samenvattend kan je wel zeggen dat die hele niet-bestaande repatriëring en slecht georganiseerde opvang, die niet het doel heeft om te zeggen “wat een geluk, je bent er weer, ha wat fijn, wij zijn er voor je. Het is helemaal niet best in Nederland, maar we gaan ons uiterste best doen om de dingen voor jou te regelen.”

Reinjan: Het contrast met hoe er op dat moment in andere landen met repatrianten wordt omgegaan is gigantisch. Want in België, Frankrijk en Engeland is veel ervaring opgedaan met het opvangen van slachtoffers uit de Eerste Wereldoorlog.

Michal: In Marseille werden ze als helden ontvangen. Die werden welkom geheten, de Marseillaise, maar ook eten, drinken, diners. Meisjes in de trein die langs gingen met fruit.

In ieder geval een hele duidelijke stemming van 'hoera jullie leven nog, jullie zijn er weer'.

Reinjan: En ook vanuit de bevolking dan denk ik.

Michal: En vanuit de bevolking, ook mensen op de perrons met vlaggetjes en juichen. Want dit is een trein met mensen die de oorlogsverschrikking hebben overleefd. Ook in België hetzelfde verhaal. Ook de Belgen hadden ervaring met de Eerste Wereldoorlog.

En in de tussentijd had Nederland voornamelijk zijn grenzen gesloten om iedereen die aankwam te kunnen registreren. Dat is precies wat er ook weer gebeurt op het station.

Reinjan: Na enige tijd kan Leny richting Amersfoort, waar ze enkele dagen tussen de NSB'ers zal verblijven. Vervolgens mag ze op de trein richting Amsterdam, waar ze laat in de avond aankomt.

Interviewer: Hoe ging het daar?

Leny: Nou, daar ging het nog beroerder als dat het kon. Want dat was midden in de nacht en daar hebben ze me gevraagd “Waar ga je naartoe?” Nou ja, dat wist ik ook niet, want ik was vanaf '42 niet meer in Amsterdam geweest. Dus ik wist niks. Maar daar zaten jongens die de Joodse mensen opvingen. En die registreerden je dan. En een van die mannen, want het was geen jongen meer, maar het was al een man, die kende ik van vroeger. En die zei tegen me: “Er is niemand van je familie terug." Dus dat zei ik daar. En toen zeiden ze: “Ja”. Ik zeg: “Nou maar, ik heb misschien wel een adres, maar ik durf daar niet naartoe. Want ik ben zo lang niet in Amsterdam geweest en ik weet niet of die mensen er nog wonen, of ik daar terecht kan”. Nou ja, ze zeiden: “We willen je wel brengen, maar als ze er niet meer wonen, dan nemen we je niet meer terug." En toen heb ik gezegd: “Nou, dan blijf ik lekker hier zitten, want ik ga niet midden in de nacht ergens naartoe."

Geluid omroepsysteem Centraal Station Amsterdam

Reinjan: Met Michal ga ik diezelfde ochtend naar het Centraal Station om een voorstelling te kunnen maken van wat Leny daar aantreft.

Kan je me een beeld geven in wat voor staat Leny hier aankomt? Hoe zou ze eraan toe geweest kunnen zijn?

Michal: Als zij zeg maar voldoet aan het beeld van de doorsnee mensen die terugkwamen uit de kampen, is ze in een deplorabele staat. Mensen waren gewoon allemaal doodziek, volledig ondervoed, wanhopig, gedurende langere tijd dag in dag uit doodsbang geweest om te worden vermoord, doodgeschoten, achtergelaten, dood te gaan aan de honger, vlektyfus, noem het allemaal maar op. En dat ze maar met één ding bezig is; 'Wie vind ik terug?'

Reinjan: We lopen naar binnen en staan in de grote, cilindrische stationshal. Het is midden op de dag en het is er gigantisch druk met forenzen en toeristen.

Op het moment dat Leny hier rondloopt is er geen regulier treinverkeer. Toch is het er vaak een drukte van jewelste. Treinen vol repatrianten komen doorlopend aan. Voor Leny en andere kamp overlevenden zijn er geen voorzieningen. Geen eten en drinken, geen medische ondersteuning. Er is alleen aandacht voor de bureaucratische kant van de repatriëring.

Michal: In het centraal station is er wel van alles opgetuigd om weer mensen te registreren, want ze willen dat niemand de stad ingaat zonder dat ze weten wie het is. Er zijn dus niet alleen Joden, maar er zijn ook allerlei andere mensen. Dus ze willen zorgen dat ze weten wie de mensen zijn die met de Duitsers meegewerkt hebben, dat ze die er meteen uit kunnen halen. Maar wat er gebeurt is dat ze zich allemaal opstellen in rijen, maar die mensen die terugkomen uit de kampen zijn over het algemeen doodziek. Die kunnen gewoon niet meer op hun benen blijven staan, zo ziek en beroerd zijn ze.

Dus die stappen even uit de rij, waarbij blijkbaar dienstdoende agenten, die alles ordelijk willen laten verlopen, ze terugschelden in de rij met: "Oh, jullie Joden zijn er weer. Altijd weer speciale aandacht, altijd weer zeuren, altijd weer denken dat jullie bijzonder zijn. Hup, schiet op in de rij en niet zeiken."

Michal: Ook Leny wordt tijdens haar repatriëring uitgescholden, lees ik later in een ander interview, voor Moffenhoer. De weinig vleiende benaming voor vrouwen van wie wordt vermoed dat ze een relatie hadden met een Duitser.

De enige opvang op het Centraal Station komt van Joodse organisaties, die door de weinige Joden die er nog in Amsterdam zijn, uit de grond zijn gestampt.

Michal: Maar ook Joodse internationale organisaties die hier komen helpen en die al heel snel situaties beschrijven, die schrijnend zijn, en die zien dat het op allerlei manieren tekortschiet.

Want die Nederlands Joodse organisaties die zich weer oprichten om mensen te helpen, ja, dat ontbreekt ze aan alles.

Reinjan: Waarom de overheid deze organisaties niet steunt, of waarom het niet zelf organisaties optuigt om Joden te helpen, heeft grotendeels met landelijk beleid te maken. De regering verplicht namelijk alle Nederlanders om Joden niet anders te behandelen dan andere burgers.

Michal: Nou, als je nou heel positief bent, dan denk je, ‘Goh, dat is goed zeg van ze, dat ze zich gerealiseerd hebben dat elke vorm van discriminatie meteen voorbij moet zijn’. Maar in dit geval werkt dat natuurlijk helemaal niet zo. Dat betekent dat mensen die een totaal ander oorlogsverleden hebben, namelijk uit het concentratiekamp komen, of twee jaar lang in een kippenhok hebben gezeten, of noem het allemaal maar op, dat die mensen terugkomen in een situatie waarbij hun hele sociale omgeving, hun hele familie, hun hele gezin hoogstwaarschijnlijk is vermoord, hun huis is afgepakt, hun banen niet meer bestaan. Dus die hebben een ander oorlogs… Die moeten op een andere manier beginnen dan de politieke gevangenen. Laten we zo zeggen, die hebben het allemaal niet leuk gehad, maar de kans is groot dat ze nog een gezin hebben. Zij worden als helden gezien. Zeker de mensen uit verzet die terugkomen uit de kampen.

De mensen die weg gebombardeerd zijn, of hebben moeten evacueren, daar wordt van alles voor op touw gezet, hebben het ook niet goed. Maar de kans is groot dat ze nog heel veel familieleden hebben. De kans is groot dat ze op een of andere manier nog hun huis is misschien weg gebombardeerd, maar daar wordt voor gezorgd voor mensen.

De Joodse Nederlanders die terugkomen, die komen echt vaak in niks terug. Want met een beetje mazzel vinden ze nog een tante, of met nog meer mazzel een broer, waar ze totaal van vervreemd zijn. Ze zijn vervreemd ook van iedereen om zich heen, want die hebben geen idee wat ze hebben meegemaakt. Want het is niet alleen dat ze in een kamp gezeten hebben, ze zijn vanaf 1940 gemarginaliseerd, geïsoleerd, en totaal weggeschoven naar een plek waar anderen niet meer de noodzaak voelden om zich met ze te bemoeien.

Reinjan: Ook voor Leny geldt dat ze er fysiek en mentaal slecht aan toe is, en dat er geen familieleden zijn die het overleefd hebben.

De reacties zijn kil, zowel op het station van de agenten en overheidsfunctionarissen, maar ook als ze met de medewerking van die functionarissen op het station uiteindelijk een kennis, haar oude buurman vindt.

Leny: Om een heel lang verhaal kort te maken, toch zijn ze er naartoe gegaan, en die persoon is me komen halen, die kennis, en dan mocht ik één nacht slapen, want de volgende dag ging hij trouwen, en toen kon ik er niet meer zijn. En dat waren kennissen van ons, en daar zag ik staan een kapstel, een roomstelletje en een gebakstel. Toen ik in het ziekenhuis heb gelegen in de oorlog. Toen zei mijn vader, als je nou uit het ziekenhuis komt,

wat wil je hebben als je thuis komt voor een cadeau? En toen heb ik gezegd, een kapstel. Dus toen ik die nacht daar dat kapstel heb gezien, toen ben ik gaan informeren, en die kennis zei, alles wat hier in huis staat is nu van mij.

Reinjan: Leny die slaapt die eerste nacht in Amsterdam bij een buurman eigenlijk, en mag daar voor één nacht slapen, en ziet daar vervolgens haar eigen kapset en nog wat andere spullen in huis liggen. Is dat iets wat heel veel Joden op dat moment meemaken?

Michal: Daar zijn heel veel verhalen over. De zogeheten bewariërs, mensen die bewaren en Ariërs zijn, niet-Joden zijn. Er zijn mensen die in nood natuurlijk heel veel van hun spullen wegbrengen bij mensen die ze kunnen vertrouwen, of die zelfs worden uitgenodigd om spullen weg te brengen. Nee, je brengt bij mij, daar is het veilig. Dus dat gebeurt op een hele grote schaal. En na de oorlog, neem Leny, maar neem nog een heleboel anderen. Als je ouders dood zijn, en je broers en zussen zijn dood, en je ooms en tantes, en je opa's en oma's, dan zijn kleine spullen, al is het maar een theekopje, of in haar geval een kapset, of kleren van je vader, die in bewaring zijn, dat zijn de laatste enige tastbare herinneringen aan een gezin en een familieleven wat je ooit gehad hebt. Dus die spullen zijn verschrikkelijk belangrijk. Dus uiteraard willen mensen die spullen heel graag terug.

En het komt dus ook heel vaak voor, net zoals dat zij dat kapsetje ziet bij die buren waar ze dan een nachtje mag logeren, zijn er mensen die hele inrichtingen van hun ouderlijk huis terugvinden bij mensen.

Muziek

Reinjan: Net als vele anderen gaat Leny op enig moment naar de politie om hulp te vragen, bij het terugvorderen van haar eigendommen.

Michal: Het vervelende is dat we vanwege dat onderscheid, ‘voor Joden maken we geen uitzondering’, als ze daarmee naar de politie gingen, dan zeiden ze dat ze daar niets aan konden doen. Wij zijn niet schuldig aan de Jodenvervolging, dat zijn de Duitsers, dan moet je bij hen zijn. Daar hadden ze natuurlijk niet zoveel aan.

In België waren ze heel wat minder kinderachtig. Als Joden daar kwamen om te zeggen dat mensen hun spullen niet teruggaven, dan stuurden ze gewoon een soldaat mee en dan werd het goedschiks of kwaadschiks weer teruggebracht.

Maar in Nederland heeft dat gezorgd voor hele lange, heel vervelende en ingewikkelde processen. En het erge is dat een groot deel van de mensen die in zo'n omstandigheid waren, zoals Leny, die graag die kapset terug wil omdat dat het enige tastbare nog is, wat haar verbindt met haar vader. Heel veel hebben gezegd, laat maar. Weet je, er zijn zoveel mensen dood, ga ik me nou druk zitten maken om een kapset?

Reinjan: De procedures die Joden in Nederland in gang zetten, kosten veel energie en zijn vaak duur. Voor een bevolkingsgroep die ontredderd en zwaar getraumatiseerd is, is dat vaak een onhaalbare opgave.

Na haar eerste overnachting zwerft Leny een aantal dagen op straat. Er zijn Joodse particuliere hulporganisaties die mensen aan onderdak en eten helpen. En waarschijnlijk lukt het haar zo om haar leven stukje bij beetje op te bouwen. Ondertussen blijft ze op zoek naar familie, vrienden en kennissen. En in die zoektocht komt ze in 1946 een kennis tegen, die van haar familie een setje foto's heeft bewaard.

Leny: Ik heb teruggekregen een doos met foto's na een poosje. En daar zat een foto bij en daar stond op het roomstel, het gebakstel en het kapstel. En met die foto ben ik weer gegaan naar die politie, die PDO. En die hebben gezorgd dat ik dat terugkreeg. En nu staat het roomstel in mijn kast. En het gebakstel, daar heb ik alleen de schoteltjes nog van, want de grote schaal is geknapt. En het kapstel ligt tot vandaag in de dag nog op mijn toilettafel.

Reinjan: Nog tot ver in de jaren ‘50 blijven Leny, en veel Joden, hopen op de terugkeer van vrienden en familie.

Voor degene die de hoop hebben opgegeven, is het van groot belang dat de Nederlandse overheid de familieleden doodverklaart. Volgens het erfrecht kunnen ze dan namelijk pas de eigendommen van hun familieleden terugvorderen van bewariërs.

Michal: Er zijn landen die hebben dat collectief in één keer rechtgezet. Niet wij. Dus ik meen dat het tot '56 hè, zo lang nog duurt voordat de mensen van wie ze het niet hebben kunnen achterhalen, voordat die officieel doodverklaard worden. Dat is heel erg lang.

En tot die tijd is er dus geen enkele vorm van overdracht van mogelijk nog bezittingen die mensen weer op de been kunnen helpen.

Reinjan: En zo zijn er nog vele andere bureaucratische verschrikkingen waar Joden in die dagen tegenaan lopen. Zo is het een bekend verhaal dat de gemeente Amsterdam achterstallige erfpacht verhaalt op Joden. En er zijn nog talloze andere minder bekende voorbeelden.

Michal: Verzekeringen betalen niet uit, want je hebt je premie niet betaald. Wat heeft u verdiend in 1944, meneer Citroen? Ja, toen zat ik in Auschwitz. Kunt u dat bewijzen? U zat ondergedoken en u heeft een kind gekregen, maar u heeft dat kind een andere naam gegeven. Maar een kind moet een eigen naam hebben. U heeft een vals persoonsbewijs.

Of mensen die moeten procederen om de J uit hun paspoort te krijgen, omdat ze die niet meer willen hebben.

Reinjan: Ondertussen wordt er in het publieke domein geen woord gerept over de verschrikkingen die Joden jarenlang hebben moeten doorstaan.

Michal: Er is aandacht voor het verzet. Want dát is een verhaal om te vertellen, dat is een verhaal om iedereen weer op de been te krijgen. ‘Wij hebben ons moedig verzet tegen den vijand’. En dat is een veel positiever verhaal dan… Jezus, wat weten we nu? Wij hebben meer dan welk ander West-Europees land… zijn we er niet in geslaagd om onze Nederlandse Joden te redden. Sterker nog, wij zijn daar ernstig in gefaald. Dus dat verhaal wordt niet breed uitgemeten.

Reinjan: Maar ook de Joden zelf zijn te getraumatiseerd om het erover te hebben. Deze oorlogsgeneratie leert niet om te praten over de oorlog en zwijgt.

Michal: Mijn opa die sprak er ook niet over, mijn vader sprak er al helemaal niet over. Mijn broer heeft in de jaren ‘50 met mijn opa bij Ado op de tribune gezeten. En op een gegeven moment begon er een man te zwaaien. En toen zei hij, wie is dat? Dat is iemand uit het kamp. Hij is meteen het stadion uit gerend, hij is nooit meer meegegaan naar voetbal omdat hij het risico liep om mensen tegen te komen uit het kamp.

Dat zijn dingen die toch wel illustreren enigszins hoe het in elkaar zit?

Reinjan: In 1946 ontmoet Leny op een dansavond in een buurthuis een jongeman, Samson Boeken. En een jaar later, op 28 mei 1947, trouwt ze met hem. In de jaren die volgen bouwen ze weer voorzichtig aan het leven. Ze gaan werken en krijgen samen een zoon.

Leny is een van de weinigen die zich in haar latere leven wel publiekelijk uitspreekt over de verschrikkingen van de holocaust en de kille houding van de Nederlandse overheid. Ze geeft interviews en gastlessen op scholen, schrijft een boek en vertelt over haar kampervaringen bij bezoeken aan Auschwitz met het Nederlands Auschwitz-comité. En het Nederlandse monument daar is ze gaan beschouwen als het graf van haar ouders.

Op 17 april 2012 overlijdt Leny in Amsterdam. Ze is dan 89 jaar oud.

Ruim 90 jaar geleden begonnen de nazi’s in Duitsland met het systematisch uitsluiten en discrimineren van Joden. Wat uiteindelijk leidde tot de grootste massamoord in de geschiedenis van de mensheid. Ondanks vele latere oorlogen, genociden en crises, stelt Michal dat de Nederlandse overheid weinig les heeft getrokken uit de holocaust. Waardoor een vergelijkbare kille houding vandaag de dag nog steeds zichtbaar is.

Michal: Je zou denken dat er genoeg lessen te leren zijn. Lessen over onszelf of lessen over hoe ons land georganiseerd is. Lessen waarvan je mag hopen dat er mensen zijn die zeggen: ‘Nou, hoe gaan we nou voorkomen dat dat ooit nog een keer gebeurt?' En om een of andere reden, en dat is natuurlijk heel vaak zodra je begint over 'Ja, maar in de Tweede Wereldoorlog' of 'Ja, maar met de holocaust.' Dan roept iedereen 'Och, God, nee, nou, in godsnaam daar niet mee vergelijken… want oh, dat is uit den boze, want de wereld zit nu zo anders in elkaar.'

Het is natuurlijk een hele pijnlijke constatering dat allerlei lessen die je daaruit kan trekken… 'Laten we nadenken over wat we doen in het geval van een crisis.' 'Laten we ons ambtenarenapparaat zo voorbereiden op allerlei dingen die niet mogen gebeuren.'

En de toeslagenaffaire is bijvoorbeeld daar ook een heel helder voorbeeld van. Mensen zijn gedupeerd door de overheid. Niemand die naar de lessen kijkt van vroeger. Niemand die zegt 'Dat moeten we onmiddellijk rechtzetten en later zien we wel hoe dat bureaucratisch en formeel in elkaar zit.' 'Jezus, wat hebben we een fout gemaakt.' 'Onmiddellijk regelen, jongens.' Ik kan er nog tien noemen.

Maar op het moment dat we nu naar de overheid kijken en de problemen waar we nu mee zitten dan kijken we naar een cliché wat al heel lang bestaat. Een overheid die bureaucratisch is, formalistisch, zonder oog voor de menselijke maat. Die woorden kennen we zo goed van de afgelopen tien jaar. Maar we kenden ze ook al tachtig jaar geleden. En om een of andere reden is dat systeem niet doorbroken en doen mensen nog steeds dezelfde dingen.

We zijn niet eens in staat om nu adequater te handelen als er weer een pandemie bestaat, terwijl we drie jaar lang corona achter de rug hebben.

Dus wat is dat mechanisme dan? Waarom niet? Dat blijft mij verbazen.

Outro muziek

Reinjan: Dit was Vergeet me niet. Een podcast van het Nationaal Holocaustmuseum. Ben jij benieuwd geworden naar Leny's kapset? Of wil je meer weten over de holocaust en de naoorlogse jaren? Kom dan naar het Nationaal Holocaustmuseum.

Einde



Met dank aan

‘Vergeet me niet’ is een podcast van het Nationaal Holocaustmuseum. Het is een productie van audio agency Airborne, dat eerder prijswinnende podcasts als ‘De man met de rammelaars’, ‘Verborgen verhalen’ en ‘The Journey’ maakte. Mick Groeneveld droeg bij aan concept, redactie en communicatie.

Wij hadden deze podcast niet kunnen maken zonder de hulp van experts Miriam Keesing, Julia Sarbo, Ben Braber, Ad van Liempt, Michal Citroen en Annemiek Gringold. De podcast werd opgenomen op een aantal bijzondere locaties: het Nationaal Archief en het depot van het Haags Historisch Museum in Den Haag, de Paasheuvel in Vierhouten, het Nationaal Monument Oranjehotel in Scheveningen, de Hollandsche Schouwburg in Amsterdam, het Staatsmuseum Auschwitz-Birkenau in Oświęcim (Polen) en het NS-station Amsterdam Centraal.