Ooggetuige: Rachel Cohen de Lara
Rachel Cohen de Lara
Op 24 juni 1942 werd Rachel Cohen de Lara geboren in het gezin van David en Sara Cohen de Lara-Hamburger, en de kleine Michael (1940). Zij woonden in de Biesboschstraat in Amsterdam-Zuid, totdat zij in het voorjaar van 1943 werden opgepakt en overgebracht naar de Hollandsche Schouwburg.
Gescheiden van haar ouders werd de bijna eenjarige Rachel enkele maanden ondergebracht in de Crèche, aan de overkant van de Hollandsche Schouwburg. Nadat zij naar buiten was gesmokkeld, werd zij met hulp van beeldend kunstenaar en verzetsvrouw Ru Paré in onderduik gebracht bij het kinderloze echtpaar Hendrik en Carolina van Diggelen in Den Haag. Vanaf dat moment ging zij door het leven als Elsje van Diggelen. Het is niet duidelijk wanneer en hoe haar broer Michael in onderduik is gebracht, maar beide kinderen overleefden als enigen van het gezin de Sjoa.
Na de bezetting ontbrandde er een hevige strijd over wie de voogdij over Rachel zou krijgen. Zowel het echtpaar Van Diggelen als Rachels (gemengd gehuwde) oom Abraham Cohen de Lara dienden zich aan. De laatste wilde haar niet opnemen in zijn gezin, maar wilde wel medezeggenschap over haar toekomst. De zaak kwam voor bij de Commissie voor Oorlogspleegkinderen (OPK). De commissie beschouwde Hendrik van Diggelen als iemand met een scherp pedagogisch inzicht. Zijn vrouw had een goede band met Rachel, maar had weinig op met het Jodendom. Zij wilde het kind laten opnemen in de Nederlands Hervormde kerk, waartoe zij zelf behoorde. Er waren ook twijfels over de intenties van Abraham Cohen de Lara. Ru Paré pleitte bij de commissie voor het echtpaar Van Diggelen. Tijdens haar vele bezoeken dacht zij een hechte en innige band tussen het kind en de pleegouders te hebben gezien. Wel betreurde zij het dat Rachel apart zou opgroeien van haar broer Michael, die na de oorlog bij een Joods gezin was geplaatst. Uiteindelijk kreeg niemand officieel de voogdij. Rachel bleef bij haar pleegouders wonen.
Pas op haar achttiende hoorde Rachel wie haar biologische ouders waren, en dat die in Sobibor waren omgebracht. Daarna verliep het contact tussen Rachel en haar pleegouders uiterst stroef. In 1961 ontmoette zij voor het eerst haar broer, maar dat leidde niet tot een blijvende band.
Tien jaar geleden las Rachel Cohen de Lara een artikel over Sieny Cohen-Kattenburg, een van de kinderverzorgsters van de Crèche tijdens de oorlog. Sieny Cohen had zich toen bekommerd om de kinderen van nul tot drie jaar. Rachel realiseerde zich dat zij als baby in 1943 door deze vrouw moet zijn verzorgd. Zij zocht contact en er ontstond een diepe vriendschap tussen Rachel, Sieny en haar man Harry Cohen. Het echtpaar had ondanks hun eigen grote verlies en verdriet een positieve levensinstelling. Rachel had daar bewondering voor, dat wilde zij ook. In 2011 begon ze te schrijven en merkte gaandeweg dat dit hielp bij het verwerken van haar verleden. De boosheid maakte plaats voor mooie dingen, zoals ook haar boek Spirituele en dagelijkse ervaringen. Ook het vertellen van haar verhaal op basisscholen heeft haar geholpen bij het verwerken.