Sneek

Sinds het begin van de achttiende eeuw woonde er zo nu en dan een Joods gezin in Sneek. Het aantal Joodse inwoners van de plaats nam na 1809 in snel tempo toe. Aanvankelijk gebruikte men een woonhuis aan de Oosterdijk als gebedshuis; de georganiseerde Joodse gemeente dateert van 1817. In dat jaar verwierf Sneek de status van Bijkerk van Leeuwarden, zeven jaar later werd Sneek een Ringsynagoge.

In de loop van de negentiende eeuw waren in Sneek verschillende ruimten als synagoge in gebruik: een bovenkamer in een pand op de Pol, aangekocht in 1819, een gebouw aan de Wijde Brugstraat, opgetrokken in 1836, en een nieuwe synagoge die in 1880 op de zelfde plaats gebouwd werd. Dit opvallende gebouw maakte met zijn drie minaretachtige torentjes een oriëntaalse indruk. Het werd in 1905 gerestaureerd.

De begraafplaats aan de Leeuwarderstraatweg buiten de Oostpoort (het huidige Burgermeester De Hooppark) werd in 1823 aangekocht en moest in 1890 uitgebreid worden.
Aan het einde van de negentiende eeuw veroorzaakten meningsverschillen over de kerkelijke belasting een scheuring binnen de Joodse gemeente van Sneek. Daardoor ontstond er een tweede Joodse begraafplaats op een gedeelte van de Algemene Begraafplaats aan de Kerkhoflaan. Enige jaren later kwam er een verzoening tot stand, waarna de eenheid hersteld werd.

Binnen de gemeente functioneerden naast een kerkbestuur en een kerkenraad diverse genootschappen en verenigingen o.a. voor Torastudie en armenzorg. Ook was er een begrafenisgenootschap en een vereniging die zorg droeg voor het interieur van de synagoge.

In de eerste helft van de twintigste eeuw waren in Sneek een afdeling van de Alliance Israélite Universelle en van de Nederlandse Zionisten bond actief. De Joden van Sneek waren merendeels werkzaam in de handel en ook, in mindere mate, in de vleeshouwerij.

Tijdens de bezetting kon iets meer dan de helft van de Joodse inwoners van Sneek bij plaatsgenoten onderduiken en zo overleven. De anderen zijn gedeporteerd en vermoord. De synagoge werd door NSB-ers volledig vernield, alleen de muren bleven overeind. De Tora-rollen bleven gespaard, de zilveren rituele voorwerpen werden door de Duitsers geroofd en zijn na de oorlog teruggevonden.

Na de oorlog is de Joodse gemeente van Sneek niet heropgericht. De restanten van de synagoge werden in 1949 afgebroken; een jaar later werd de Joodse gemeente van Sneek bij die van Leeuwarden gevoegd. De negenarmige kandelaar en een voorhang werden aan Kfar Batya in Israël geschonken.

De Joodse begraafplaatsen worden onderhouden door de plaatselijke overheid. In 1972 is op de plaats waar eens de synagoge stond een herinneringsplaquette aangebracht. Dit monument werd in 1999 naar de binnentuin van het gemeentehuis verplaatst. De in Sneek geboren socialist, zionist en econoom Sam de Wolff (1878-1960) leeft in de herinnering voort, doordat er in 1980 een straat naar hem vernoemd werd.

Havdalaschaal geschonken aan de synagoge in Sneek van Jochanan, zoon van Chaim Sanders en zijn vrouw Jitche, 1880

Havdalaschaal geschonken aan de synagoge in Sneek van Jochanan, zoon van Chaim Sanders en zijn vrouw Jitche, 1880

In IJlst en in Stavoren, in de omgeving van Sneek, hebben vanaf de zeventiende eeuw joden gewoond. Hun aantal was echter zo gering dat het nooit tot het vormen van een joodse gemeente gekomen is.

De joodse begraafplaats van Workum dateert uit 1664 en is daarmee de oudste joodse begraafplaats van Friesland. In 1999 werd de begraafplaats op de monumentenlijst geplaatst.

Aantal Joden in Sneek en omgeving

jaar

1809

13

1840

144

1869

127

1899

132

1930

49