Pekela

In 1683 vestigden de eerste Joden zich in Pekela. Het ging hier om een tabakshandelaar en zijn zonen. Het besluit uit 1710 van Gedeputeerde Staten van Groningen om alle Joden uit de provincie te verbannen is door Pekela niet uitgevoerd. Begin achttiende eeuw werd het langgerekte dorp gesplitst in de twee afzonderlijke dorpen: Oude Pekela en Nieuwe Pekela.

De begraafplaats aan de Draijerswijk, een der oudsten in de provincie Groningen, werd in 1693 aangekocht en was ook bij de Joodse bevolking van de stad Groningen in gebruik. De meeste Joodse inwoners van Oude Pekela waren in de achttiende eeuw werkzaam als slager, leerlooier of handelaar in manufacturen.

Vóór 1737 werden er synagogediensten gehouden in verschillende privé-huizen. In dat jaar werd op initiatief van een Joodse inwoonster van Veendam een synagoge in Oude Pekela gesticht. Dit gebedshuis werd in 1792 vervangen door een nieuw gebouw op dezelfde plek, dat in 1843 gerenoveerd werd. In 1781 werd in een privéwoning een logement voor reizende Joden gesticht, waarvan voornamelijk Joden uit de Duitse gebieden gebruik maakten.

Aan het begin van de negentiende eeuw kreeg de Joodse gemeente Pekela na de oprichting van het NIK de status van Ringsynagoge. Ook in deze periode waren de meeste Joden in de plaats werkzaam als slager of als koopman. Na 1850 kwam daar de sigarenindustrie en de handel in lompen en metalen bij en werd een reeds bestaande fabriek in elixers van Catz een bloeiend bedrijf.

Prentbriefkaart van Orkest Stoppelman uit Oude Pekela, ca. 1917

Prentbriefkaart van Orkest Stoppelman uit Oude Pekela, ca. 1917

Dat er ook armoede heerste in de Pekela's blijkt uit het feit dat aan het begin van de negentiende eeuw slechts enkele gemeenteleden in staat waren de kerkelijke belasting te betalen. In 1838 werd er een Joodse armenschool opgericht. Naast de kerkenraad was er een armbestuur en waren er diverse genootschappen actief, die zich onder meer bezig hielden met zorg voor zieken en begrafenissen en het onderhoud van de synagoge en de rituele voorwerpen. Andere verenigingen richtten zich op de bestudering van de Hebreeuwse taal, zang en toneel. Aan het begin van de twintigste eeuw bestond er ook een veelgevraagd Joodse familieorkest, samengesteld uit vader Stoppelman en zijn zeven zonen.

Tot aan de tachtiger jaren van de negentiende eeuw bleef de Joodse gemeente van Oude en Nieuwe Pekela groeien. In 1884 werd er nog een nieuwe synagoge met een ritueel bad en een onderwijzerswoning ingewijd.

Tijdens de bezetting is het overgrote deel van de Joden uit de Pekela's naar Westerbork overgebracht. Van daar zijn zij gedeporteerd naar de kampen in Polen, waar ze zijn omgekomen. Slechts een tiental onderduikers wist te overleven. De Tora-rollen en het archief werden naar Amsterdam overgebracht. De synagoge en het interieur werden in de bezettingsjaren zwaar beschadigd.

Begraafplaats Oude Pekela

Begraafplaats Oude Pekela

Na de oorlog is het Joodse leven in Oude en Nieuwe Pekela niet hervat; de gemeente is in 1948 bij die van Stadskanaal gevoegd. In juli 1950 is bij de Joodse begraafplaats een gedenkteken aangebracht ter nagedachtenis van de vermoorde leden van de gemeente Pekela. De synagoge aan de Hendrik Westerstraat werd in dat zelfde jaar verkocht en een kleine dertig jaar later gesloopt. Van het gebouw rest nog slechts een gevelsteen. De gemeente Pekela draagt zorg voor het onderhoud van de Joodse begraafplaats, die tegenwoordig in de nieuwbouwwijk Draijerswijk ligt. De begraafplaats is in 2014 gerestaureerd.

De Stichting Stolpersteine Pekela zet zich sinds 2011 in voor het plaatsen van Stolpersteine ter herinnering aan Joodse slachtoffers en verzetsstrijders.

Aantal Joden in Pekela en omgeving

jaar

1809

212

1840

344

1869

354

1899

293

1930

140