Hoorn

In 1604 komt in Hoorn de naam 'Jeudje' of Jodenstraat voor, hetgeen mogelijk wijst op de aanwezigheid van Joden. In ieder geval was er aan het begin van de zeventiende eeuw sprake van proselieten (tot het Jodendom bekeerden). In het nabijgelegen Grosthuizen werd in dezelfde tijd een proces aangespannen tegen drie daar woonachtige proselieten.

Prentbriefkaart van de molengroep aan de Jodensingel in Hoorn, ca. 1903

Prentbriefkaart van de molengroep aan de Jodensingel in Hoorn, ca. 1903

Hoorn maakte als haven- en handelsstad in de zeventiende eeuw een bloeiperiode door, wat veel nieuwkomers aantrok. Onder hen waren ook enige Portugese Joodse kooplieden, die zich vanaf 1622 in de plaats vestigden. Twee van hen verkregen in 1631 het poorterschap, maar het was zowel aan hen, als aan degenen die na hen kwamen verboden winkels te openen of kleinhandel te bedrijven. In de loop van de achttiende eeuw kwamen er ook Hoogduitse Joden naar Hoorn, ondanks het verbod om tot de gilden toe te treden.

Pas in de tweede helft van de achttiende eeuw begon de Joodse gemeenschap zich te organiseren. Aanvankelijk werden de gebedsdiensten in een privéwoning gehouden, in 1780 werd een synagoge gebouwd aan de Italiaanse Zeedijk. De officiële inwijding van de Joodse begraafplaats vond plaats in 1778, maar de oudste, nog leesbare grafsteen dateert reeds uit 1762.

In de loop van de negentiende eeuw groeide de Joodse gemeente sterk en in 1860 was zij naar grootte de dertiende Joodse gemeente van Nederland. Het Joodse onderwijs was goed georganiseerd en in 1835 werd een nieuw schoolgebouw in gebruik genomen. De synagoge uit 1780 werd in 1874 opgeknapt en een kleine tien jaar later uitgebreid.

Prentbriefkaart van de Jodensingel in Hoorn, ca. 1910

Prentbriefkaart van de Jodensingel in Hoorn, ca. 1910

Naast het kerkbestuur waren er in Hoorn een aantal genootschappen actief, waaronder een begrafenisgenootschap, een vrouwengenootschap voor het onderhoud van de synagoge en twee verenigingen ter ondersteuning van zieken en kraamvrouwen. Er was ook een leenfonds tot het aanleren van beroepen voor jongeren, een overblijfsel van een in 1865 opgerichte en na korte tijd weer opgeheven beroepsopleiding. Verscheidene Joodse inwoners van Hoorn hebben deel genomen aan het plaatselijke en landelijke bestuur. Tegen het einde van de negentiende eeuw nam het ledental van de Joodse gemeente snel af, een proces dat zich in de twintigste eeuw voortzette.

Aan de vooravond van de bezetting werd de synagoge nog slechts bij speciale gelegenheden gebruikt. Enige weken na de Duitse inval werden alle Duitse Joden, die zich in Hoorn bevonden naar Westerbork overgebracht. In april 1942 werden de overige Joden uit de plaats, op enkele na die wisten te ontsnappen, gedwongen naar Amsterdam te vertrekken, van waar ze verder gedeporteerd zijn. Slechts enkelen hadden weten onder te duiken.

De synagoge is tijdens de bezetting aan een NSB-er verkocht. Het is niet bekend wat er met het interieur gebeurd is. In 1953 is het gebouw aan de gemeente Hoorn verkocht en daarna gesloopt. In 1948 werd de Joodse gemeente van Hoorn bij die van Enkhuizen gevoegd. De begraafplaats werd in 1969 ten behoeve van het verkeer geruimd. Er is een gedenkplaat onthuld en de stoffelijke resten en stenen werden overgebracht naar de Nieuwe Algemene Begraafplaats aan de Berkhouterweg.

De gemeente richtte in 1979 een monument op ter nagedachtenis aan haar vermoorde Joodse burgers. Op de plaats waar eens de synagoge stond is in de muur van de nieuwbouw een gedenksteen aangebracht.

Op het bruggetje tussen het Jeudje en de G.J. Kenninkstraat werd op 4 mei 2006 een gedenksteen onthuld voor mensen die in de Tweede Wereldoorlog onderdak boden aan Joodse onderduikers.

Aantal Joden in Hoorn en omgeving

jaar

1809

267

1840

486

1869

433

1899

208

1930

57