Hilversum

In de eerste helft van de achttiende eeuw bevond zich in Hilversum een kleine Joodse gemeenschap. Deze kwam voor de gebedsdiensten bijeen in een huis in de Kerkstraat, vlakbij de Groest. In 1781 keurde de stadsraad de statuten van de Joodse gemeente goed, zeven jaar later kregen de parnassijns toestemming om een openbaar gebedshuis te bouwen. De inwijding van de nieuwe synagoge aan de Zeedijk vond plaats in 1789.

De Joodse gemeente kreeg in 1751 de beschikking over een begraafplaats aan de Gooise Vaart. Deze is tot 1863 in gebruik en is in 1937 geheel geruimd. Vlak voor de sluiting van deze begraafplaats werd een nieuwe begraafplaats aan de Vreelandseweg in gebruik genomen.

Prentbriefkaart van de Gooische Vaart in Hilversum met op de achtergrond de joodse begraafplaats, ca. 1914

Prentbriefkaart van de Gooische Vaart in Hilversum met op de achtergrond de joodse begraafplaats, ca. 1914

Naast een kerkbestuur van zeven leden en een armbestuur waren er verschillende verenigingen actief, waaronder een begrafenisgenootschap, enige liefdadigheidsverenigingen en een studiegenootschap. Een vrouwenvereniging hield zich bezig met het onderhoud van het synagoge-interieur en met de ondersteuning van behoeftige kraamvrouwen. De Joodse school was aanvankelijk gevestigd in het huis van de onderwijzer, aan de Zeedijk. in 1906 nam werd dit pand geheel vernieuwd en kreeg de school twee verdiepingen tot zijn beschikking.

In de eerste helft van de negentiende eeuw waren de Joodse inwoners van Hilversum voornamelijk werkzaam in de handel en als slachter. Aan het einde van de negentiende eeuw nam, onder invloed van de industrialisatie, zowel het aantal Joden als de diversiteit van hun beroepen toe.

De grootste groei van de Joodse gemeente vond plaats in de twintigste eeuw. Vooral in de markt- en straathandel waren veel Joden actief. Daarnaast begonnen twee leden van de familie De Rood in Hilversum ieder een tapijtweverij.

Prentbriefkaart van de Friedmanstichting in Hilversum, ca. 1930

Prentbriefkaart van de Friedmanstichting in Hilversum, ca. 1930

In Hilversum en omgeving vonden enkele centrale Nederlands-Joodse instellingen onderdak, waaronder de S.A. Rudelsheimstichting voor zwakzinnige kinderen, ondergebracht in Beth Azarja, het sanatorium Beth Refua en de Friedmanstichting. De Bergstichting, voor voogdijkinderen en kinderen uit noodlijdende gezinnen, bevond zich in het nabij gelegen Laren. Ook in het sanatorium Zonnestraal verbleven relatief veel Joodse patiënten, voor het grootste deel diamantbewerkers.

In de eerste decennia van de twintigste eeuw werden in Hilversum verscheidene Joodse culturele verenigingen en zionistische verbonden opgericht. Ook bestond er in de dertiger jaren een jongerensynagoge, een weekblad en een maandblad. In diezelfde periode kwamen vrij veel vluchtelingen uit Duitsland naar Hilversum. In Loosdrecht, dat in de nabijheid van Hilversum ligt, werd een kindertehuis van de jeugd-alija opgericht.

Direct na de inval van de Duitsers pleegden drie Joden zelfmoord en ontsloeg de omroepvereniging AVRO zijn Joodse medewerkers. Mede door het feit dat Hilversum een NSB-er als burgemeester had, werden in de loop van 1941 de anti-Joodse maatregelen in versneld tempo doorgevoerd, zeker nadat een deel van de Hilversumse bevolking zich aangesloten had bij de Februaristaking. Intussen was de Joodse gemeenschap aanzienlijk toegenomen door de komst van bijna 400 Duits-Joodse vluchtelingen, die door de bezetter verdreven waren uit de kuststreken.

Toen de Joodse leerlingen uitgesloten werden uit het openbare onderwijs werden drie Joodse scholen opgericht: een lagere school, een ULO en een lyceum.

In januari 1942 namen de deportaties van stateloze Joden een aanvang. Ook werden ongeveer tweehonderd Duitse Joden in mei gedwongen te verhuizen naar de Amsterdamse wijk Asterdorp. Rond half juni 1942 verhuisden de meeste Hilversumse Joden gedwongen naar Amsterdam. In maart en april 1943 werden de patiënten van de Joodse instellingen gedeporteerd. In april 1943 werden de laatste Joden uit Hilversum via het kamp Vught naar het oosten weggevoerd. Van de Joodse inwoners van Hilversum in 1941 heeft een kleine tien procent de oorlogsjaren overleefd.

Een gedenkteken op de Joodse begraafplaats houdt de herinnering aan de slachtoffers in stand.

In het tehuis van de jeugd-alija te Loosdrecht verbleven in 1941 nog 48 pupillen. Een relatief groot aantal van hen slaagde erin onder te duiken en ook van de gedeporteerden kwam een deel terug. Zodoende overleefde ongeveer 70 procent van hen de bezetting.

De synagoge aan de Zeedijk is in 1942 door de Duitsers geplunderd, waarbij ook de rituele voorwerpen werden ontvreemd. Alleen de Torarollen zijn verstopt en behouden gebleven. In de loop van de hongerwinter is het synagogegebouw geheel onttakeld.

Na de oorlog werd het Joodse leven in Hilversum hervat en maakte de gemeente aanvankelijk, in de vijftiger en zestiger jaren, een bloeiperiode door. De zwaar gehavende synagoge werd verkocht en in 1969 afgebroken. De Joodse school aan de Zeedijk werd verbouwd tot synagoge en is vanaf 1952 als zodanig in gebruik geweest. Bij een stadsvernieuwing in 1969 moest dit gebouw verdwijnen, waarna er in de Laanstraat een nieuwe synagoge gebouwd werd. Deze wordt de laatste jaren nog slechts tijdens de Hoge Feestdagen gebruikt. Sinds 1990 zetelt het Interprovinciaal Opperrabbinaat in het gebouw.

Ook de diverse Joodse instellingen in en om Hilversum zijn tegenwoordig gesloten of hebben een andere bestemming. In 1998 nam een plaatselijke sociale werkplaats het onderhoud van de Joodse begraafplaats ter hand.

Het sanatorium Zonnestraal heeft tot 1957 als zodanig gefunctioneerd en was vervolgens enige tijd als ziekenhuis in gebruik. Na jarenlange leegstand en verwaarlozing werd het gebouw van architect Jan Duiker in 2003 gerestaureerd. Nu zijn in het gebouw, behalve een museum, diverse instellingen en bedrijven op het gebied van de gezondheidszorg gevestigd.

De vervallen synagoge aan de Laanstraat is in 2005 verkocht omdat er niet voldoende financiële middelen waren voor restauratie. In 2007 kon worden begonnen met de restauratie van het metaheerhuisje op de Joodse begraafplaats. Intussen zijn metaheerhuisje en begraafplaats opgeknapt.

Het nabijgelegen Laren was nooit een zelfstandige Joodse gemeente, maar er woonde wel een aantal Joodse kunstenaars dat deel uitmaakte van de Larense School, waaronder Lion en David Schulman.

Aantal Joden in Hilversum en omgeving

jaar

1789

80

1809

184

1840

160

1869

246

1899

538

1930

1007

1951

200

1971

150

1998

40