Groenlo

In de tweede helft van de zeventiende eeuw vestigden de eerste Joden zich blijvend in Groenlo. Tussen 1674 en 1895 pachtten zij de Stedelijke Bank van Lening.

Van een georganiseerde Joodse gemeente was pas vanaf het einde van de achttiende eeuw sprake. Aanvankelijk werden de synagogediensten in een gehuurd huis gehouden. Mede door een ruime donatie van koning Lodewijk Napoleon was het mogelijk een synagoge te bouwen aan de Noteboomstraat.

Groepsfoto gemaakt ter gelegenheid van het 110-jarig bestaan van de synagoge in Groenlo, 1922

Groepsfoto gemaakt ter gelegenheid van het 110-jarig bestaan van de synagoge in Groenlo, 1922

Bij de ressortale herindeling van 1814 kreeg Groenlo, met inbegrip van Lichtenvoorde, de status van Ringsynagoge. Ook Winterswijk en Aalten ressorteerden tot 1862 als bijkerk onder Groenlo. In 1822 werd een nieuwe synagoge aan de Schoolstraat ingewijd. Dit gebouw werd in 1878 in oriëntaalse stijl gerenoveerd. De Joodse gemeente van Groenlo had de beschikking over tweebegraafplaatsen; de ene lag buiten het dorp Lichtenvoorde en was tot 1909 in gebruik, de ander lag in een park aan de Kanonswal. Naast het kerkbestuur en de kerkenraad was er een penningmeester voor het Heilige Land en was er zowel voor vrouwen als voor mannen een begrafenis- en studiegenootschap.

Aanvankelijk kregen de kinderen les van een godsdienstonderwijzer, in de loop van de negentiende eeuw werd een Joodse school opgezet. De school was in de zestiger jaren op zijn grootst en werd toen in een nieuw gebouw gehuisvest. Door de slechte financiële situatie en interne conflicten nam de belangstelling voor de school na die tijd zienderogen af.

In de tweede helft van de negentiende eeuw verbeterden de economische en maatschappelijke omstandigheden, waardoor Groenlo uitgroeide tot een betrekkelijk welvarende Joodse gemeente. In het begin van de twintigste eeuw was het merendeel van de gemeenteleden werkzaam in boekverkoop en textiel- en veehandel. De Joden van Groenlo waren tevens actief in het openbare leven en een aantal van hen was lid van algemene verenigingen. Toch liep de Joodse gemeenschap van Groenlo in die periode enigszins terug.

Tijdens de Duitse bezetting wist ruim een kwart van de Joodse inwoners onder te duiken, de anderen zijn gedeporteerd naar Polen en daar vermoord. De synagoge diende tijdens de bezetting als opslagplaats voor de bezittingen van de gedeporteerde Joden. Na de oorlog is het gebouw verkocht en uiteindelijk als woonhuis in gebruik genomen. Het interieur van de synagoge, de Tora-rollen en de rituele voorwerpen zijn bewaard gebleven.

In 1950 werd de Joodse gemeente van Groenlo officieel opgeheven en bij die van Borculo gevoegd. Na de opheffing van Borculo kwam Groenlo bij Winterswijk.
Ter nagedachtenis aan de verdwenen Joodse gemeenschap is in 1986 een monument onthuld. De Joodse begraafplaats van Groenlo staat op de monumentenlijst en wordt door de plaatselijke gemeente onderhouden.

Bij opgravingen in de vestinggracht bij de Beltrummerpoort in Groenlo zijn in 2004 een vijftiental Joodse amuletten, vermoedelijk daterend uit het einde van de zeventiende eeuw, te voorschijn gekomen.

De Joodse gemeenschap van Lichtenvoorde, waarvan al in 1740 melding wordt gemaakt, was te klein om synagogediensten en onderwijs te organiseren. Men was voor deze voorzieningen afhankelijk van Groenlo. Wel was er een Joodse begraafplaats aan de Kerkdijk in het gehucht Vragende, die aanvankelijk ook in gebruik was bij de Joodse inwoners van Groenlo. De laatste Joden van Lichtenvoorde zijn in de oorlog weggevoerd en omgebracht. Ook een tiental onderduikers van elders, die verraden werden, deelden hun lot. De plaatselijke gemeente onderhoudt de begraafplaats.

Aantal Joden in Groenlo en omgeving

jaar

1809

51

1840

116

1869

132

1899

123

1930

105