Enschede

Vanaf het midden van de zeventiende eeuw werd in Enschede melding gemaakt van Joodse inwoners. Hun aantal groeide langzaam tot het midden van de achttiende eeuw, in 1748 werden er al godsdienstige samenkomsten gehouden in een woonhuis. Toch handhaafde de plaatselijke overheid gedurende de hele achttiende eeuw een sterk restrictief vestigingsbeleid voor Joden.

Na de burgerlijke gelijkstelling in 1796 nam het aantal Joden in Enschede toe en werden de synagogediensten gehouden in een gehuurd kamertje in de Walstraat. De gemeente groeide zodanig dat er in 1834 een nieuwe synagoge in gebruik genomen kon worden aan de Achterstraat. Dit gebouw werd gedeeltelijk gefinancierd door de niet-Joodse bevolking. Bij de grote stadsbrand van 1862 ging deze synagoge in vlammen op. In 1865 werd een nieuwe, grotere synagoge ingewijd aan de Stadsgravenstraat.

De synagoge aan de Prinsenstraat in Enschede, ca. 1928

De synagoge aan de Prinsenstraat in Enschede, ca. 1928

In de tweede helft van de negentiende eeuw en het begin van de twintigste eeuw nam de Joodse gemeente van Enschede zo sterk toe dat wederom een nieuwe behuizing noodzakelijk werd. In 1928 kon de door K.P.C. de Bazel ontworpen synagoge aan de Prinsenstraat ingewijd worden. Dit gebouw, dat opvalt door zijn koepels, is nog steeds in gebruik.

De eerste begraafplaats waarover de Joden van Enschede konden beschikken, lag aan Molenstraat. Hoewel de begraafplaats al in 1841 gesloten werd, is pas in 1947 tot ruiming overgegaan. Tussen 1841 en 1927 werden de doden begraven op een begraafplaats aan de Kneedweg. In 1928 werd de nieuwe begraafplaats aan de Noord Esmarkerrondweg ingewijd.

Naast een kerkbestuur en een armbestuur waren er verschillende Joodse verenigingen en genootschappen op het gebied van liefdadigheid, kunst en wetenschap, cultuur en sport. Tussen de beide wereldoorlogen werden er in Enschede en omgeving diverse zionistische activiteiten ontwikkeld. Over het godsdienstonderwijs in de negentiende eeuw zijn geen concrete gegevens bekend, maar in het tweede decennium van de twintigste eeuw had de Joodse gemeenschap de beschikking over een godsdienstschool met een kleine honderd leerlingen.

Prentbriefkaart van het interieur van de synagoge in Enschede, ca. 1930

Prentbriefkaart van het interieur van de synagoge in Enschede, ca. 1930

Zeker in het begin van de negentiende eeuw was de armoede onder de Enschedese Joden schrijnend. Van de beroepsbevolking was het merendeel werkzaam in de handel en geldzaken. In de stormachtige economische ontwikkeling van Enschede vanaf het einde van negentiende eeuw hadden de Joodse families, zoals Menko, Menco, Frankenhuis en van Dam een belangrijk aandeel als kledingfabrikanten en eigenaars van weverijen en textielfabrieken.

In de dertiger jaren droeg een Comité Duitsche Vluchtelingen zowel in materiële als in immateriële zin zorg voor de vele vervolgingsslachtoffers.

Gedurende de eerste jaren van de bezetting klonk in Enschede van verschillende zijden protest tegen de anti-Joodse maatregelen, o.a. van de kant van de kerken en de burgemeester. Ook de politie weigerde aanvankelijk mee te werken aan de deportaties. Toch werden dezelfde anti-Joodse maatregelen genomen als elders in het land. Toen de Joodse kinderen uit het openbare onderwijs waren verwijderd, werden in Enschede een Joodse lagere school en een middelbare school opgericht. Begin oktober 1942 werden de eerste razzia's gehouden, gevolgd door deportatie. In de loop van 1942 en 1943 is meer dan de helft van de Joodse inwoners gedeporteerd. Slechts weinigen van hen hebben het verblijf in de concentratiekampen overleefd. Een relatief groot aantal Joden wist onder te duiken. Zij werden gered mede dankzij de hulp van de plaatselijke Joodse Raad en het verzet. Zowel de synagoge als het interieur bleven gespaard. In de hal van de synagoge is een plaquette aangebracht ter nagedachtenis aan de meer dan 700 Joodse slachtoffers uit Enschede en omgeving. Ook op diverse andere plaatsen in de stad houden gedenktekens de herinnering aan de oorlogsslachtoffers levend.

Een van de twee door de architect de Bazel ontworpen kapitale villa's aan de Trompstraat heeft in 1945 korte tijd gediend als opvanghuis voor teruggekeerden uit de kampen en uit de onderduik. Na 1962 was dit 'Menko-Van Dam-huis in gebruik als bejaardentehuis. Dit werd eind jaren tachtig opgeheven.
Na de oorlog werd de Joodse gemeente heropgericht, waarbij Goor en Oldenzaal aan Enschede toegevoegd werden. De laatste jaren zijn de Joodse gemeenten Enschede, Almelo en Hengelo in het Cultureel Samenwerkingsverband Twente verbonden. Daarnaast zijn diverse religieuze, sociale en culturele verenigingen actief. Aan het begin van de jaren zeventig werd de Liberaal Joodse Gemeente Twente opgericht. De enige matzefabriek die Nederland nog telt staat in Enschede.

In 1998 werd een initiatiefcomité opgericht tot behoud van de synagoge aan de Prinsestraat, die inmiddels de status van rijksmonument verkregen heeft. Met de omvangrijke restauratie van het gebouw, onder toezicht van de Rijksdienst voor Monumentenzorg, werd in 2001 een begin gemaakt.
Op 22 april 2004 vond de heropening van de synagoge plaats, in aanwezigheid van talloze autoriteiten en belangstellenden.

Aantal Joden in Enschede en omgeving

jaar

1748

14

1809

30

1840

119

1869

321

1899

757

1930

931

1951

425

1971

193

1998

70