Breda

In Breda bestond vóór de burgerlijke gelijkstelling van de Joden in 1796 geen Joodse gemeenschap. Blijkens een raadsbesluit van 1747 was het Joden verboden zich in Breda op te houden, behalve tijdens jaarmarkten en kermissen. Op deze regel zijn volgens hetzelfde raadsbesluit wel uitzonderingen geweest.

In het begin van de negentiende eeuw ontstond er in Breda een georganiseerde Joodse gemeenschap. Deze kleine groep hield godsdienstoefeningen in het pand De Blauwe Hand achter de Haagdijk.

De groeiende gemeente kreeg in 1823 het recht haar doden te begraven op de Joodse begraafplaats van de gemeente Oosterhout, gelegen op de Vrachelse Heide, die in 1810 in gebruik genomen was. Bij de opheffing van de Joodse gemeente Oosterhout is deze begraafplaats eerst overgegaan in handen van de Joodse gemeente Geertruidenberg, vervolgens nam de Joodse gemeente van Breda het beheer over.

Postcard of the entrance of the Synagoge at Schoolstraat in Breda, ca. 1920

Prentbriefkaart van de ingang van de synagoge in de Schoolstraat in Breda, ca. 1920

In 1845 werd in de Schoolstraat een synagoge gebouwd. De Joodse gemeente beschikte ook over een eigen school. Er was een armbestuur en een genootschap dat zich bezig hield met zieken- en armenzorg, terwijl een vrouwengenootschap zorg droeg voor het onderhoud van de synagoge en de rituele voorwerpen. In het begin van de twintigste eeuw werd in Breda een antizionistische vereniging opgericht en in de twintiger jaren ontstond er een Joodse toneel- en literaire vereniging.

Een conflict binnen de gemeente leidde in 1900 tot een scheuring. Na vier jaar werd de eenheid weer hersteld. In 1911 bereikte de Joodse gemeenschap van Breda haar grootste omvang.

De meeste Bredase Joden woonden in hetzelfde deel van de stad, de Haagdijk. Ze hielden zich voornamelijk bezig met de handel, de hoedenmakerij, de sigarenindustrie, de vleeshouwerij en de sloop van oude huizen. De 'Cacao- en Chocoladefabriek Kwatta', sinds 1891 eigendom van de gebroeders Stokvis, was in de twintiger jaren de grootste werkgever in Breda. In de eerste decennia van twintigste eeuw waren verscheidene Joden lid van de gemeenteraad van Breda.

Tijdens de bezettingsjaren werd de Joodse gemeenschap door dezelfde maatregelen getroffen die ook elders in het land genomen werden. In december 1942 werden de meeste Joodse inwoners van Breda gedeporteerd. Van hen is slechts een enkeling teruggekeerd. Een kleine groep dook onder en overleefde zo de oorlog. In de omgeving van Breda waren tijdens de bezettingsjaren ongeveer 80 Joden ondergedoken, die door het verzet ondersteund werden. In de synagoge werden ernstige vernielingen aangericht door de NSB, een deel van het interieur werd geroofd.

Na de oorlog kwam de Joodse gemeente Breda aanvankelijk vanaf 1952 bijeen in een tot synagoge ingerichte kamer. In 1971 werd een pand aangekocht aan de Dr. van Mierlostraat en als synagoge ingewijd. De oude synagoge aan de Schoolstraat heeft jarenlang als werkplaats gediend, maar is na een verbouwing en een restauratie in september 1992 weer in gebruik genomen. In de synagoge is ook een bescheiden bibliotheek gehuisvest. Sinds december 2002 is het gebouw weer eigendom van de NIG Breda, dat het aankocht van Stichting Exploitatie Synagoge Breda. Er zijn regelmatig diensten.

In het nabijgelegen Terheijden werd in 1983 de synagoge van de liberaal-Joodse gemeente Brabant ingewijd.

Aantal Joden in Breda en omgeving

jaar

1809

75

1840

226

1869

168

1899

284

1930

181

1951

55

1971

74

1998

49