Arnhem

Arnhem is één van de eerste steden in de noordelijke Nederlanden geweest, waar zich Joden gevestigd hebben. De oudste vermelding van een Joodse inwoner dateert van 1237. Gedurende de Middeleeuwen was de positie van de Joden in Arnhem, net als elders in Gelre, kwetsbaar.

Tijdens de pestepidemie van 1349, "de zwarte dood", werden zij gevangen genomen en werd hun bezit verbeurd verklaard. Op instigatie van een pauselijke afgezant werd het in 1451 aan Joden in Arnhem verboden om geld te lenen aan christenen en werden zij verplicht een kenteken te dragen. Daartegenover staat dat ze bescherming genoten van het stadsbestuur. Van het einde der vijftiende eeuw tot het einde van de zeventiende eeuw zijn er geen berichten meer over Joden in Arnhem.

In de tijd van de Republiek der Verenigde Nederlanden vestigden zich opnieuw Joden in Arnhem. In 1737 kregen de leden van de gemeenschap hun eerste politieke rechten, lidmaatschap van de gilden bleef echter verboden. In die periode werden er synagogediensten gehouden in een privé-huis. Aanvankelijk begroeven de Joden van Arnhem hun doden in Huissen en in Wageningen, waar ook al vroeg Joodse inwoners geweest zijn. In 1755 werd een Joodse begraafplaats de Zandbergen aan Onderlangs ingericht. Een jaar later werd de Joodse gemeente officieel erkend door het stadsbestuur en werd er een nieuwesynagoge ingericht aan de Nieuwe Walstraat. In 1780 werd Jonas Daniël Meijer in Arnhem geboren, de man die een beslissende rol zou spelen in het emancipatieproces van de Nederlandse Joden. Met de komst van de Fransen werd de formele emancipatie van de Joden een feit.

Als hoofdstad van de provincie Gelderland maakte Arnhem in de negentiende eeuw een snelle groei door. Ook de Joodse gemeenschap nam zodanig toe, dat er verscheidene malen een grotere behuizing gezocht moest worden voor de synagogediensten. Uiteindelijk werd in 1853 de nog steeds bestaande synagoge aan de Pastoorstraat gebouwd, op de plaats waar eens het geboortehuis van J.D. Meijer stond.

In de loop van de negentiende eeuw werden twee nieuwe Joodse begraafplaatsen in gebruik genomen, De Valk of Bovenover en Onder de Linden. Deze zijn later verplaatst naar Moscowa, dat in 1866 in gebruik genomen werd. Deze begraafplaats bestaat tot op heden, maar heeft tegenwoordig naast een Joods gedeelte een algemeen en een katholiek gedeelte en een crematorium.

Arnhem werd vanuit Joods oogpunt nog belangrijker toen het in 1881 werd aangewezen als hoofdplaats van het synagogaal ressort en zetel van het Opperrabbinaat van Gelderland. Deze functie werd tot dat jaar door Nijmegen bekleed.

De aanwezigheid van een groot aantal verenigingen voor Torastudie en liefdadigheid duidt op een uitgebreid Joods sociaal leven. Ook was er een Joodse school, een tehuis voor ouden van dagen en een tehuis voor Joodse militairen. Meerdere verenigingen voor armenzorg waren rond de eeuwwisseling verantwoordelijk voor een relatief grote groep behoeftigen. Kort voor de Tweede Wereldoorlog was de armoede vrijwel verdwenen. De meeste Joden waren toen werkzaam in beroepen als vertegenwoordiger, grossier, winkelier, slager of marktkramer. Ook de oprichter van de Algemene Kunstzijde Unie, Jacques Coenraad Hartogs, behoorde tot de Joodse gemeenschap.

In de jaren kort voor de Tweede Wereldoorlog nam het aantal Joden in Arnhem aanzienlijk toe door de komst van een grote groep vluchtelingen uit Duitsland. Tijdens de bezetting werd het merendeel der Joodse inwoners naar de concentratiekampen in het oosten gedeporteerd en vermoord. Een monument ter hunner nagedachtenis staat op het Joodse gedeelte van de begraafplaats Moscowa.

Synagogue in Arnhem, 1964

Synagoge in Arnhem, 1964

-

RDMZ

Na de oorlog is de Joodse gemeente van Arnhem heropgericht. De synagoge aan de Pastoorstraat werd gerestaureerd en is in 1950 weer in gebruik genomen. De in 1998 opgerichte Stichting Arnhemse Synagoge heeft plannen voor een ingrijpende restauratie, met als doel het gebouw weer in zijn oorspronkelijke staat terug te brengen.

Eind zestiger jaren vormde zich in Arnhem een liberaal-Joodse gemeente. Het in 1960 opgerichte bejaardenhuis Beth Zikna, dat de plaats innam van het in 1942 opgeheven Beth Mikloth Lezikno, sloot in 1998 definitief zijn deuren.

In juli 2001 is een groep van vijftig vrijwilligers van de Stichting Boete en Verzoening begonnen met het opknappen van de begraafplaats aan Onderlangs.
De restauratie van de synagoge, waartoe in 1998 door de Stichting Arnhemse Synagoge het initiatief werd genomen, is in augustus 2001 begonnen en werd afgesloten in 2003. Op 8 oktober van dat jaar heeft de Stichting Arnhemse Synagoge, tijdens een bijeenkomst in aanwezigheid van Koningin Beatrix, het gebouw weer overgedragen aan het NIK.

Tot het gebied van Arnhem behoort ook het dorp Huissen, waar al vanaf de Middeleeuwen Joden gewoond hebben. Aanvankelijk begroeven zij hun doden in Arnhem en in Nijmegen, in de tijd van de Republiek hadden zij een eigen begraafplaats.
Tegenwoordig behoren Zevenaar, Doesburg, Dieren, Oosterbeek en Velp tot de kring van de Joodse gemeente Arnhem.

In 2015 wijdde RTV Arnhem een uitzending aan de Joodse gemeente van Arnhem: Dit is Arnhem.

Aantal Joden in Arnhem en omgeving

jaar

1809

332

1840

509

1869

990

1899

1275

1930

1389

1951

327

1971

241

1998

70