Veenendaal

In het midden van de zeventiende eeuw vestigden zich in Veenendaal enkele Joden. Aanvankelijk gebruikten zij het huis van de Joodse pachter van de plaatselijke Bank van Lening als synagoge. Gedurende de eerste helft van de achttiende eeuw nam het aantal Joodse inwoners van de plaats zodanig toe dat er tegen 1750 een Joodse gemeente georganiseerd kon worden. Deze gemeente maakte gebruik van een kleine synagoge, gelegen op Gelders grondgebied.

Synagoge in Veenendaal

Synagoge in Veenendaal

In 1761 verkregen de Joden van Veenendaal het recht om hun doden op de Joodse begraafplaats van Wageningen te begraven.

Ten gevolge van een vete bestonden er lange tijd twee Joodse gemeenten: Stichts Veenendaal en Gelders Veenendaal. Dankzij de bemiddeling van het stadsbestuur van Rhenen kwamen de beide gemeenten in 1793 overeen zich te verenigen. Enige jaren later werd er een eigen rabbijn aangesteld.

Bij de ressortale indeling in 1821 van het NIK werd Veenendaal een Ringsynagoge onder Amersfoort. De gemeente groeide langzaam en bereikte haar hoogste ledental in de zestiger jaren van de negentiende eeuw. Mede ten gevolge van een groot aantal gemengde huwelijken nam de Joodse gemeente van Veenendaal tegen het einde van de eeuw snel in omvang af.

In 1852 werd er een synagoge gebouwd aan het Verlaat, die tot in de Tweede Wereldoorlog in gebruik is gebleven.

De Joodse begraafplaats van Veenendaal werd pas in 1900 ingewijd en lag aan de Parallelweg. Naast een kerkbestuur van drie leden kende de gemeente in het begin van de twintigste eeuw slechts één genootschap: een vrouwengenootschap, dat in 1901 werd opgericht. De kinderen van de gemeenteleden kregen Joods onderwijs van een lerares uit Amersfoort.

Op economisch gebied leverde de Veenendaalse Stoom Weverij van de Joodse familie Bottenheim een belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling van de plaats. Ook op gebied van het openbaar bestuur waren er enkele Joodse inwoners van Veenendaal actief.

Tijdens de bezetting ondergingen de Joden van Veenendaal hetzelfde lot als elders in het land. Een aantal van hen wist onder te duiken, de overigen werden gedeporteerd en vermoord. In de synagoge werden vernielingen aangericht door de Duitse bezetter, waarna de meeste rituele voorwerpen, net als een deel der Torarollen, geroofd werden. Drie Torarollen waren op tijd naar Amsterdam overgebracht en zijn later teruggevonden.

In de omgeving van Veenendaal hebben ongeveer honderd Joden, voornamelijk afkomstig uit Amsterdam, ondergedoken gezeten.

De Joodse gemeente werd in 1951 opgeheven en bij die van Utrecht gevoegd. De synagoge aan het Verlaat is na de oorlog verkocht en in 1967 afgebroken. De Joodse begraafplaats wordt tegenwoordig onderhouden door de burgerlijke gemeente. De grafstenen op deze begraafplaats zijn geïnventariseerd in het Stenen Archief.

Het metaheerhuisje is in 1990 opgeknapt. Een plaquette bij de Keermuur nabij de Duivenwal, die in 1988 onthuld werd, houdt de herinnering aan de Joodse gemeenschap van Veenendaal levend.

Aantal Joden in Veenendaal en omgeving

jaar

1809

58

1840

71

1869

101

1899

43

1930

19