Uden

In Uden vormde zich aan het begin van de negentiende eeuw een kleine Joodse plattelandsgemeente, die aanvankelijk bij Veghel hoorde. In 1859 was het aantal Joodse inwoners van de plaats zodanig toegenomen dat er een zelfstandige gemeente gevormd kon worden. Omdat er in Uden geen eigen begraafplaats was maakte men gebruik van de Joodse begraafplaats in Schijndel. De plaatselijke synagoge werd in 1872 ingewijd.

Portret van Louis van Zwanenberg, ook wel genoemd Lewieken, veehandelaar te Uden, 1904

Portret van Louis van Zwanenberg, ook wel genoemd Lewieken, veehandelaar te Uden, 1904

De achteruitgang van de Joodse gemeente van Uden begon in het laatste kwart van de negentiende eeuw. Aanvankelijk voltrok dit proces zich langzaam, maar in het eerste decennium van de twintigste eeuw was de gemeente reeds tot de helft afgenomen. De oorzaak van dit verval dient gezocht te worden in de industrialisatie en de toenemende mobiliteit, waardoor de Joodse kleinhandel op het platteland aanzienlijk terugliep. In 1935 werd de synagoge verkocht.

Al voor de aanvang van de Tweede Wereldoorlog had de Joodse gemeente van Uden in feite opgehouden te bestaan. Tijdens de bezetting werden alle nog in de plaats woonachtige Joden op één na gedeporteerd en vermoord. In 1950 werd de Joodse gemeente officieel opgeheven en bij die van Oss gevoegd.

Aantal Joden in Uden en omgeving

jaar

1809

8

1840

11

1869

58

1899

44

1930

11