Oisterwijk
De eerste Joden, die zich in het tweede kwart van de achttiende eeuw in Oisterwijk vestigden, waren afkomstig uit de Duitse gebieden Bohemen en Moravië. Er ontstond al spoedig een kleine georganiseerde Joodse gemeente.
De meeste Joodse inwoners van Oisterwijk werkten als vleeshouwer of in de handel. Ook was de plaats een thuisbasis voor rondtrekkende marskramers en marktkooplieden.
De Joodse begraafplaats in De Poelen, aan de huidige Hondsbergselaan, dateert van 1748. De eerste synagoge was vanaf 1758 in gebruik in een pand aan het Lindeind. Vier jaar later werd aan het Kerkeind een pand aangekocht en ingericht als synagoge. Voor de Joodse bezoekers aan de jaarmarkten verzorgde een 'reis-chevre', een rondreizend genootschap, de synagogediensten.
Vanaf het begin van de negentiende eeuw verhuisde een groot deel van de Joodse inwoners van Oisterwijk naar Tilburg en werd de gemeente minder belangrijk. In 1908 hield de Joodse gemeente van Oisterwijk de facto op te bestaan. Er ontstond enige onenigheid over het opgaan in de gemeente Waalwijk of Tilburg. Twee jaar later werd het pleit in het voordeel van Tilburg beslist.
In 1940 verbleven er 45 Joden in Oisterwijk, van wie ruim de helft de status van vluchteling had. Een aantal van hen werkte in de Oisterwijkse lederfabriek van de Joodse eigenaren Adler en Oppenheimer. De meeste Joodse inwoners van Oisterwijk zijn gedeporteerd en vermoord.
Na de oorlog zijn enkele families weer naar Oisterwijk teruggekeerd. Een gedenksteen voor de oorlogsslachtoffers op het terrein van de 'Lederfabriek', vervaardigd door de beeldhouwer Jaap Kaas, vermeldt de namen van zeven voormalige Joodse werknemers. In 1997 werd de begraafplaats dankzij een particulier initiatief gerestaureerd.
Aantal Joden in Oisterwijk en omgeving
jaar
1809
350
1849
456
1869
465
1899
383
1930
398
1951
230
1971
164
1998
128