Dordrecht
In 1670 legde de eerste Jood in Dordrecht de poorterseed af. Rond 1700 waren er drie Joden lid van het grote koopmansgilde. Een document waarin sprake is van een georganiseerde Joodse gemeente dateert van eind 1728 en bevat onder meer enige reglementen. Een kleine tien jaar later werd de Joodse begraafplaats buiten de Sluyspoort in het Wilgenbos werd in aangekocht en in 1739 werd in het voormalige klooster Mariaborn een synagoge gevestigd.
Binnen de Joodse gemeente van Dordrecht hebben zich in de achttiende eeuw talloze conflicten voor gedaan, waarbij de stedelijke overheid tenslotte tussen beiden moest komen. De achtergrond van de vele conflicten werd gevormd door de grote armoede binnen de Joodse gemeente.
Aanvankelijk verslechterde de situatie in de Franse tijd nog, zodat in 1810 het merendeel der leden van de Joodse gemeente was aangewezen op ondersteuning. In de loop van de negentiende eeuw verbeterde de economische toestand enigszins, waardoor er in 1856 een Joods gemeenschapscentrum geopend kon worden op de Varkensmarkt. Daarin was een synagoge gevestigd, een school en een ruimte voor andere activiteiten.
In 1871 werd aan de Achterweg (thans Nieuwe Weg) bij de Dubbeldamseweg een nieuwe Joodse begraafplaats ingericht, aangezien de oude begraafplaats in de stad gesloten moest worden.
De Joodse bevolking van Dordrecht nam gedurende de gehele negentiende eeuw toe. Naast het kerkbestuur was ook een armbestuur actief, dat door verschillende instanties gesteund werd. Twee vrouwengenootschappen droegen zorg voor onderhoud van de synagoge en aankoop van benodigdheden. Verschillende liefdadigheidsorganisaties hielden zich bezig met de zorg voor weeskinderen, ouden van dagen en vluchtelingen. Ook ander maatschappelijk en cultureel werk werd door verschillende organisaties verricht. Zowel een vrouwen- als een mannengenootschap hielden zich bezig met de studie van Jodendom en Tora. In de twintiger en dertiger jaren van de twintigste eeuw bestond er een kleine zionistische beweging en een contactcommissie voor de diverse Joodse verenigingen in Dordrecht onderling.
Gedurende de eerste bezettingsjaren werden de Joodse inwoners van Dordrecht het slachtoffer van dezelfde beperkende maatregelen, die ook elders in het land genomen werden. De deportaties uit Dordrecht begonnen in de tweede helft van augustus 1942. Verreweg het grootste deel van de Dordtse Joden werd weggevoerd en vond de dood in de concentratiekampen. Enige tientallen Joden hebben de oorlog op een of andere manier overleefd. Het interieur van de synagoge is door de Duitse-bezetters geplunderd, het meubilair is tijdens de hongerwinter gebruikt als brandstof. De Torarollen bleven gespaard.
De overblijfselen van de synagoge zijn in 1947 verkocht. Het gebouw werd vervolgens in 1965 afgebroken. Tot 1987 zijn er nog op verschillende plaatsen godsdienstoefeningen gehouden, daarna is de Dordtse Joodse gemeente bij die van Rotterdam gevoegd. De oude begraafplaats werd in 1958 geruimd, de stoffelijke resten zijn overgebracht naar de Joodse begraafplaats aan de Nieuwe Weg. De gemeente Dordrecht nam in 1999 het beheer van de begraafplaats over en restaureerde het metaheerhuisje. Dit werd begin oktober 2001 heropend, waarbij tegelijkertijd een gedenkplaat werd onthuld. In 1996 werden op het terrein van de oude Joodse begraafplaats aan de Hoogt nog enige stoffelijke resten gevonden. Deze zijn herbegraven op de Joodse begraafplaats in Strijen, waar een herdenkingssteen is geplaatst.
In september 1989 werd in en aan het stadhuis een tweedelig monument onthuld, ontworpen door Jurriaan Schrofer, ter nagedachtenis aan de vermoorde Toden uit Dordrecht en Zwijndrecht. In 1999 heeft de voormalige Stichting Joods Monument een boekje uitgebracht met de namen van alle Joodse oorlogsslachtoffers.
Ruim 50 mensen uit Dordrecht en omgeving zijn verenigd in Bené Dór en komen regelmatig samen.
Aantal Joden in Dordrecht en omgeving
jaar
1809
310
1840
327
1869
384
1899
429
1930
322