Diepenheim

Volgens overlevering woonde er rond het midden van de veertiende eeuw in Diepenheim een Joodse geldschieter. Tijdens de vervolgingen, die voortvloeiden uit de pestepidemie van 1348, is hij vermoedelijk vermoord. Pas in de zeventiende eeuw is er weer sprake van Joden in Diepenheim en in de achttiende eeuw woonden er enige Joodse families in de plaats.

In het begin van de negentiende eeuw had Diepenheim een eigen Joodse gemeente, waarvan de meeste leden armlastig waren. In de loop van de eeuw verbeterde de economische omstandigheden. In 1821 verliest de Joodse gemeente van Diepenheim zijn autonomie: vanaf dat moment valt ze onder de Ringsynagoge Goor. Rond 1855 werden de godsdienstoefeningen in Goor in eensynagoge gehouden; de begraafplaats aan de Hazendammerweg dateert van 1857. Een jaar later wordt Diepenheim weer officieel als Bijkerk erkend. Deze zelfstandige positie gaat in 1877 voorgoed verloren, wanneer de Joodse gemeente van Diepenheim weer bij die van Goor gevoegd wordt. De Joodse begraafplaats valt tegenwoordig onder Monumentenzorg en wordt onderhouden door de gemeente-instanties van Diepenheim.

Aantal Joden in Diepenheim en omgeving

jaar

1809

26

1840

25

1869

35

1899

11

1930

8