Boxmeer
Al voor 1730 woonden er Joden die in Boxmeer, die in dat jaar op gezag van de overheid gedwongen werden te vertrekken. Pas in het midden van de negentiende eeuw ontwikkelde zich in de plaats een kleine Joodse plattelandsgemeente, behorend bij de Joodse gemeente Cuijk. In 1858 kreeg Boxmeer de status van zelfstandige Bijkerk.
De synagoge, gelegen in Manenbiest, werd in 1865 in gebruik genomen. De Joodse begraafplaats van Vierlingsbeek werd ook door de gemeente van Boxmeer benut. De oudste steen op deze begraafplaats dateert van 1784. In 1930 werd de Joodse gemeente Vierlingsbeek bij die van Boxmeer gevoegd.
Een exportslachterij van Lion en De Wijze droeg in belangrijke mate bij tot de economische ontwikkeling van Boxmeer. Binnen de Joodse gemeenschap was er een genootschap voor het onderhoud van de synagoge en een begrafeniscollege actief, voor de kinderen was er joods onderwijs.
Ten gevolge van de veranderende economische omstandigheden nam de Joodse bevolking van Boxmeer in de eerste decennia van de twintigste eeuw af. Toch werd het zestigjarig bestaan van de synagoge in 1925 nog feestelijk herdacht. In de dertiger jaren zorgde de komst van vluchtelingen uit Duitsland voor een verdubbeling van het aantal Joodse inwoners.
Tijdens de bezettingsjaren zijn alle in Boxmeer woonachtige Joden in november 1942 gedeporteerd. Geen van hen heeft het verblijf in de concentratiekampen overleefd. De synagoge werd beschadigd bij oorlogshandelingen en in 1944 gesloopt.
In 1947 werd de Joodse gemeente Boxmeer officieel bij die van Eindhoven gevoegd. Een stichting onder voorzitterschap van de burgemeester houdt zich sinds 1961 bezig met herstel en onderhoud van de begraafplaats. In 1989 werd in de muur van de begraafplaats een monument aangebracht ter nagedachtenis aan de vermoorde Joodse plaatsgenoten.
In Boxmeer werd in mei 1995 een Joods monument onthuld, waarin het hekwerk van de voormalige synagoge verwerkt is.
Aantal Joden in Boxmeer en omgeving
jaar
1809
31
1840
39
1869
53
1899
46
1930
32