Kalender

Betekenis

Het Joodse jaar is geen zonnejaar (365 dagen) maar een maanjaar (354 dagen), dat volgens de omloop van de maan berekend wordt. Het jaar is ingedeeld in twaalf maanden en iedere maand begint met nieuwe maan.

Drie oogstfeesten in het Joodse jaar, Pesach (Pasen), Sjavoeot (Wekenfeest) en Soekot (Loofhuttenfeest) zijn aan de jaargetijden gebonden. Daarom wordt er in de Joodse kalender met schrikkeldagen en soms met een extra maand voor gezorgd dat een lentefeest niet opeens in de herfst gevierd wordt.
Om zeker te zijn dat Joden in de diaspora (buiten Israël) op de juiste dag de feesten vierden werden Rosj Hasjana (Joods Nieuwjaar) en de oogstfeesten met een dag verlengd. Orthodoxe Joden buiten Israël doen dit nog steeds, ook al kunnen we de kalender sinds de 4de eeuw nauwkeurig berekenen. Uit deze tijd dateert ook de Joodse jaartelling, die men volgens de traditie bij de schepping laat beginnen. De kalender telt de dagen van zonsondergang tot zonsondergang. Iedere dag begint dus aan de vooravond, bij het invallen van de duisternis. Zo begint Sjabbat (de wekelijkse rustdag) op vrijdagavond. De dagen van de week hebben geen naam maar een nummer. Zo heet zondag de eerste dag, maandag de tweede. Alleen de zevende dag, de rustdag heeft een naam, Sjabbat.

De twaalf maanden van het Joodse jaar zijn :

1: nisan (30 dagen) - maart - april
2: iar (29 dagen) april - mei
3: sivan (30 dagen) mei - juni
4: tammoez (29 dagen) juni - juli
5: av (30 dagen) juli - augustus
6: elloel (29 dagen) augustus - september
7: tisjri (30 dagen) september - oktober
8: chesjvan (29 or 30 dagen) oktober-november
9: kislev (30 of 29 dagen) november - december
10: tevet (29 dagen) december - januari
11: sjevat (30 dagen) januari - februari
12: adar (29 or 30 dagen) februari - maart
13: adar II (29 dagen) maart - april

Adar II wordt 7 keer in 19 jaar als schrikkelmaand ingevoegd.