Aletta Jacobs

Aletta Jacobs

Geboren: Sappemeer, 09-02-1854
Overleden: Baarn, 10-08-1929

Vader: Abraham Jacobs (1817-?)
Moeder: Anna de Jongh (1817-1887)

Op 9 februari 1854 werd in het Groningse Sappemeer Aletta Henriette Jacobs geboren. Zij was het achtste kind van de heel- en vroedmeester Abraham Jacobs en Anna de Jongh. Zeventig jaar later zou haar familielid J. Oppenheim over haar schrijven:

"eene vrouw wier leven en streven van hare vroege jeugd af tot haren hoogen ouderdom toe slechts door eene gedachte is voortbewogen geworden: zich te stellen in den dienst der belangen van de vrouw en te arbeiden aan hare politieke en sociale gelijkstelling aan den man".

Inderdaad zou de kleine en tengere Aletta een van de belangrijkste feministen worden die de eerste feministische golf in Nederland heeft voortgebracht. Al op jeugdige leeftijd werd duidelijk dat zij over een groot doorzettingsvermogen beschikte. Dit zou haar later in haar feministische strijd van pas komen. Al op zesjarige leeftijd wist ze dat ze arts wilde worden. De uitvoering van deze wens stuitte echter in het negentiende-eeuwse Nederland op de nodige moeilijkheden. De Universiteit was in die tijd nog niet toegankelijk voor vrouwen. Daarom richtte ze zich op zestienjarige leeftijd tot minister J.R. Thorbecke met het verzoek tot de Universiteit te worden toegelaten. Enige dagen voor Thorbecke's dood werd deze toestemming verkregen.

Eerste vrouwelijke arts in Nederland

Als eerste Nederlandse studente betrad Aletta Jacobs op 20 april 1871 de Groninger Hoogeschool. Ze sloot haar medische studie op 10 maart 1879 af met de dissertatie "Over localisatie van physiologische en pathologische verschijnselen in de grote hersenen". Tijdens haar studie beroerde de toen heersende controverse over vrouwenstudie haar nauwelijks. Zijzelf werd met veel welwillendheid tegemoed getreden in het universitaire milieu. Een bezoek aan Londen in 1879 bracht haar in contact met leden van de Fabian Society en andere radicale hervormers.

Terug in Amsterdam werden haar contacten met deze radicale kringen verdiep. Dit kwam mede door introducties van de politiek radicaal georiënteerde zakenman C.V. Gerritsen, met wie Aletta in 1892 zou trouwen. Na haar studie vestigde ze zich als huisarts in Amsterdam. Haar praktijk mocht zich in een grote belangstelling verheugen. Via B.H. Heldt, leider van het Algemeen Nederlandsch Werklieden-Verbond, raakte ze bekend met de vaak schrijnende omstandigheden waarin arbeidersgezinnen in die tijd leefden. Ze stelde haar praktijk twee middagen per week kosteloos open voor onbemiddelde vrouwen. Via haar praktijk kwam ze in aanraking met de problemen van vrouwelijk winkelpersoneel. Deze vrouwen waren verplicht de hele werkdag te blijven staan, wat tot gynaecologische afwijkingen kon leiden. Aletta Jacobs bracht dit probleem onder de aandacht van de overheid. Het duurde echter bijna twintig jaar voordat er daadwerkelijk wat aan deze misstanden werd gedaan. Pas in 1902 werden werkgevers verplicht om voor zitgelegenheid voor hun personeel te zorgen.

Aletta Jacobs in haar werkkamer, 1904

Aletta Jacobs voerde ook campagne voor geboortebeperking. Al sinds haar kinderjaren zag ze in dat de vele kinderen die men in arbeidersgezinnen kreeg een grote belasting vormden voor de vrouw en haar gezin. Deze campagne leverde haar veel kritiek op, met name vanuit medische hoek. Aletta's overtuiging dat vrouwen dezelfde rechten dienden te krijgen als mannen, vond veel ondersteuning in een vaak door haar aangehaalde brochure van B.D.H. Tellegen, "De toekomst der vrouwen" (1870). Ze sloot zich aan bij de in 1894 opgerichtte "Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht", waarvan ze in 1903 de voorzitter werd. Ze legde toen haar medische werk neer.

Kiesrecht voor Vrouwen

In 1906 maakte ze met Carry Chapmann Catt, de voorzitster van de Wereldbond voor Vrouwenkiesrecht, een reis naar Oostenrijk-Hongarije ter ondersteuning van de vrouwenverenigingen aldaar. In 1911 maakte ze een propagandistische wereldreis die haar onder andere naar Zuid-Afrika, Azie en China voerde. Op 4 mei 1913 kwam het in Nederland voor het eerst tot een openbare protestdemonstratie voor vrouwenkiesrecht. Tijdens de Eerste Wereldoorlog zette ze zich in voor de vredesbeweging en sloot zich aan bij de "Liga voor duurzame vrede".

In 1922 kon Aletta, mede vanwege haar eigen inspanningen, voor het eerst meedoen met de kamerverkiezingen. Haar herinneringen heeft Aletta Jacobs op schrift gesteld in een boek met de titel "Herinneringen" (1924). Dit boek eindigde ze met de optimistische woorden: "De vrouwen gaan een betere toekomst tegemoet!".

Het hoofdbestuur van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht met de eerste vrouwelijke arts van Nederland, Aletta Jacobs, ca 1915 (Collectie IISG)