Op deze dag in... 1945
Vandaag, precies 76 jaar geleden, werd de laatste trein van het ‘verloren transport’ uit concentratiekamp Bergen-Belsen bij Tröbitz bevrijd.
Het ‘verloren transport’ bestond uit de laatste drie goederen- en derdeklastreinen die vanuit concentratiekamp Bergen-Belsen vertrokken. De Britten naderden het kamp en dus besloot de SS dat het kamp ontruimd moest worden. Later werd dit transport het ‘verloren transport’ genoemd: de route die de treinen zouden afleggen en de bestemming was onbekend. In de nacht van 9 op 10 april 1945 vertrok de laatste van deze drie ‘verloren’ treinen. In de trein zaten honderden, veelal Joodse gevangenen. Onder hen waren ook vele Nederlandse Joden, een van hen was mevrouw Rosetta Musaph-Andriesse.
In april 1945 was de situatie in Bergen-Belsen veranderd in een grote chaos. Gevangenen uit andere concentratie- en vernietigingskampen werden, toen de geallieerden naderden, met treinen en op dodenmarsen naar Bergen-Belsen afgevoerd. Als gevolg hiervan raakte het kamp overvol: er was nauwelijks eten meer, de kampleiding was vaak al gevlucht en onder de gevangenen braken vlektyfus en andere ziektes uit waar vele gevangenen aan stierven.
In deze absolute chaos kreeg Rosetta, op dat moment 16 jaar oud, op 9 april 1945 het bericht dat ze het kamp moest verlaten. Op kapotte voeten liep ze met haar broer, zusje, ernstige zieke moeder en nog zo’n 2500 andere gevangenen een stuk van 5 kilometer naar een trein. Waar de trein naar toe zou gaan en wat er met hen zou gebeuren was onbekend.
De trein maakte een zwerftocht van veertien dagen door de nog niet bevrijde gebieden van Duitsland. De gevangenen kregen amper te eten en onderweg stierven nog vele gevangenen aan ziektes en uitputting. Zij werden langs het spoor begraven. Mevrouw Musaph vertelt dat de andere gevangenen in de trein soms een klein merkteken plaatsten op het geïmproviseerde graf met wat zij maar konden vinden. Zij hoopten dat het later teruggevonden kon worden.
Ondanks alle verschrikkingen die er in de trein plaatsvonden herinnert mevrouw Musaph zich de periode in de trein vooral als een fijne tijd:
‘Het was prachtig weer, net als nu. Stralende lente, bloeiende vruchtbomen, we reden door het platteland. Dat was allemaal al weer heel wat anders dan dat vreselijke kamp.’
Onderweg stond de trein vaak stil. Duitsland lag in puin en de spoorwegen waren slecht toegangbaar. De gevangenen die nog niet ernstig ziek waren gingen dan op strooptocht. Rosetta ging samen met haar broer op zoek naar iets om te eten of drinken, een beetje water of een klein aardappeltje.
Op 23 april 1945 kwam de trein na veertien dagen midden in een bos wederom tot stilstand. Mevrouw Musaph heeft altijd onthouden bij welk kilometerpaaltje dat was, 10.6. Desondanks had niemand van de inzittenden enig idee waar ze terecht waren gekomen. Totdat er plotseling een Russische soldaat te paard kwam aangereden. Mevrouw Musaph herinnert zich nog goed wat hij zei: ‘Kameraden jullie zijn bevrijd.’
Later bleek dat ze dicht bij het dorpje Tröbitz, in Zuid-Duitsland waren. De zojuist bevrijde gevangenen werden naar het dorpje gestuurd. De inwoners bleken verjaagd of gevlucht te zijn. De inzittenden van de trein mochten daarom allemaal een huis uitzoeken. Rosetta, haar broer, zusje en moeder hebben daar nog twee maanden gewoond voordat zij terug naar Nederland konden.
Enkele jaren na de bevrijding raakte mevrouw Musaph betrokken bij het Joods Museum en de Anne Frank Stichting. Jarenlang heeft zij zich voor beide organisaties ingezet. Ze wilde er aan bijdragen de Joodse gemeenschap weer tot leven te brengen en de verhalen uit de oorlog door te geven. Die 23ste april 1945 is een belangrijk onderdeel van haar verhaal, zo vertelt ze aan het eind van ons gesprek: ‘Dat is toch eigenlijk een van de allermooiste dagen uit mijn leven.’