De Hollandsche Schouwburg als deportatieplaats
De geschiedenis van de Hollandsche Schouwburg als deportatieplaats is uniek en typerend voor de Jodenvervolging door de nazi's in Nederland en Europa. Duizenden individuen werden hier opgesloten, en daarmee werd dit voormalig theater een plek van onheil, met de reddingsacties en de ontsnappingen uit het gebouw en uit de Crèche. De schouwburg was een van de vele plekken in Europa waar de nazi’s Joden gevangen hielden om ze te kunnen deporteren.
De Joodsche Schouwburg
'Meteen toen ik binnenkwam wist ik dat er een ramp was gebeurd. Het toneel was ontdaan van zijn decors en andere attributen en zag eruit als door een inbreker leeggeroofd huis. De touwen die van de hoge lichtbrug bungelden leken stroppen van de beul. De schilderijen en beelden waren verdwenen. De stoelen van de orkestbak en de zaal waren uit de vloer gerukt en langs de muren gezet. Alle lichten, behalve de noodverlichting, die gloeiden als bloedrode vuurvliegjes, waren gedoofd' (Uit: Grohs-Martin, Silvia en Benink, Carla, Silvie, Amsterdam, 2001).
Zo herinnert Silvia Grohs zich haar binnenkomst in de Hollandsche Schouwburg aan de Plantage Middenlaan eind juli 1942, nadat het gebouw door de nazi's was gevorderd als verzamelplaats voor de deportatie van Joden.
De Hollandsche Schouwburg was een theater aan de Plantage Middenlaan en was voor de oorlog een Joods bedrijf geweest. In 1941 veranderden de Duitse bezetter de naam in Joodsche Schouwburg en bepaalden dat er slechts vóór en dóór Joden mocht worden opgetreden. Dit was een van de vele maatregelen om de Joden af te scheiden van de rest van de maatschappij. Actrice Silvia Grohs had voor de oorlog al in de Hollandsche Schouwburg opgetreden en trad ook nog op in de Joodsche Schouwburg, in de operette De Czardasvorstin.
Verzamelplaats
In 1942 vorderden de nazi's het theater als verzamelplaats voor Joden die zouden worden gedeporteerd. De voorstellingen stopten. Grohs en haar collega-artiesten moesten de onmogelijke keuze maken om in de Hollandsche Schouwburg te helpen bij binnenkomst en vertrek van de grote groepen mensen die hier gedwongen zouden verblijven. Anders zouden zij direct met hen op transport gaan. Als hoofd van het Joodse personeel in de Hollandsche Schouwburg werd Walter Süskind aangesteld.
Het gebouw kreeg als verzamelplaats een dubbele functie: het was een meldpunt voor Joden die waren opgeroepen voor deportatie, maar ook de plek waar Joden werden afgeleverd die waren opgepakt bij razzia’s. Daarmee was het een gevangenkamp voor langer verblijf van de slachtoffers.
Op elkaar gepropte doodsbange mensen
Al eerder had Ferdinand Aus der Fünten, uitvoerend hoofd van de Zentralstelle für jüdische Auswanderung, onderzocht welke locatie geschikt zou zijn om grote groepen Joden korte tijd gevangen te houden in afwachting van deportatie. De Portugese Synagoge aan het Jonas Daniël Meijerplein bleek geen geschikte ruimte omdat de enorme raampartijen van de synagoge onmogelijk te verduisteren waren. Het verduisteren van gebouwen was verplicht om onzichtbaar te zijn voor geallieerde vliegtuigen. Met haar ruime, van het daglicht afgesloten zaal vonden de nazi's de Hollandsche Schouwburg aan de rand van de Jodenbuurt wel geschikt.
Maar de Hollandsche Schouwburg was helemaal niet uitgerust voor het verblijf van zoveel mensen voor 'langere lange tijd. Een kinderverzorgster uit de Crèche, die regelmatig in de Hollandsche Schouwburg kwam, vergeleek de situatie met ‘Napels toen de pest daar heerste. Met altijd de stank van veel te veel op elkaar gepropte doodsbange mensen’.
Verreweg de meeste mensen zaten in de grote zaal, op de trappen, balkons en in de loges. Sommigen liepen rondjes door het gebouw. Een van de voormalige koffiekamers was als een ziekenzaaltje ingericht voor hen die medische verzorging nodig hadden. Medewerkers van de Joodsche Raad verdeelden maaltijden.
Dreigend transport
Willy Alexander beschrijft de ervaring van een kennis van hem in de Hollandsche Schouwburg die op het laatste moment tijdelijk werd vrijgesteld: Behalve de ontzettende atmosfeer die er hing, werd je ook door de Duitsers zenuwziek gemaakt. Met elk transport dat in die zestien dagen naar Westerbork of Vught vertrok moesten ze mee, maar werden dan nog op het laatste nippertje "züruck gestellt ".
Registratie
In de Umschlagplatz Plantage Middenlaan, zoals de Duitse bezetter de Hollandsche Schouwburg ook wel noemde, werd bij binnenkomst iedereen geregistreerd. Slachtoffers kwamen er binnen na een oproep of na een razzia. De razzia's werden vooral vanaf september 1942 gebruikt om Joden op te pakken. Na binnenkomst begon voor velen het wachten. Dit duurde uren, vaak dagen of soms zelfs weken. Vele gevangenen in de Hollandsche Schouwburg probeerden verwoed met hulp van medewerkers van de Joodse Raad om een vrijstelling (Sperre) te krijgen en zo te ontkomen aan de val of ze probeerden te ontsnappen. Meestal lukte dat niet.
Niet alleen Amsterdamse Joden maar ook Joden uit de provincie werden in de Hollandsche Schouwburg opgesloten. Er waren onder de gevangenen mensen met vrijstellingsstempels, ouderen maar ook kinderen en niet-Nederlandse Joden. Deze niet-Nederlandse Joden waren al voor 1940 naar Nederland gevlucht uit bijvoorbeeld Duitsland en Oostenrijk. Nu zaten ze weer in de val van de nazi's. Vanaf oktober 1942 vorderde de Duitse bezetter de aan de overkant gelegen Crèche als dependance van de Hollandsche Schouwburg. Hier moesten kinderen tot twaalf jaar, gescheiden van hun ouders, hun deportatie afwachten.
Een getuige
De Joodse Willy Alexander schreef op 25 maart 1943 in zijn oorlogsdagboek: Op het ogenblik zitten er 1.300 mensen in de kleine "Hollandse Schouwburg". 't is er dan zo warm en benauwd (en natuurlijk ook vies) dat iedereen alsmaar om drank en nog eens drank vraagt. Alleen de oude vrouwen kunnen op matrassen slapen, de anderen een hoogst enkele keer. Er zijn voor die 1.300 mensen maar twee heren-W.C's en drie dames-W.C's en één of twee wastafels. In de zaal bevinden zich mensen voor Westerbork, boven de mensen voor Vught; maar het gaat blijkbaar zo willekeurig, dat het van het humeur van de heren afhangt of je naar Vught of Westerbork moet. Een paar keer beviel iets niet aan a.d.F (red. Aus der Fünten) en toen moest plotseling de halve schouwburg naar Westerbork.
Premiejagers
De Hollandsche Schouwburg werd bewaakt door Duitse SS'ers die hulp kregen van Nederlandse NSB'ers. Gevangenen mochten de bewakers niet aanspreken. Voor alle vragen moesten ze zich wenden tot de medewerkers van de Joodse Raad.
In 1943 werden Nederlandse collaborateurs ingezet bij het opsporen van ondergedoken Joden. Dit waren premiejagers die tot de Colonne Henneicke behoorden. Voor iedere Joodse onderduiker die zij wisten te arresteren kregen ze f. 7,50 uit betaald. Hun slachtoffers leverden ze af bij de Hollandsche Schouwburg.
Transporten
De transporten uit de schouwburg vonden soms wel drie keer per week plaats. De slachtoffers werden dan in trams, vrachtwagens of bussen vervoerd naar gereedstaande treinen op het Centraal Station van Amsterdam of het station Muiderpoort. Ook hebben groepen gevangenen lopend onder bewaking de weg naar het Muiderpoort station afgelegd. Meestal gebeurde dit ‘s nachts zodat weinigen dit zagen. De Hollandsche Schouwburg was de laatste verblijfplaats van de slachtoffers in Amsterdam, want vanuit de stations Muiderpoort en Centraal werden de meesten gedeporteerd naar doorgangskamp Westerbork. Ook werden vanaf 16 januari 1943 vooral jonge Joodse gevangenen uit de Hollandsche Schouwburg naar kamp Vught gedeporteerd. Vanuit beide kampen werden de Joden gedeporteerd naar het Oosten.
Het laatste transport
Vanaf 29 september 1943, toen de Joodse Raad werd opgeheven, bevonden zich officieel geen Joden meer in Nederland. Alle Joden waren gedeporteerd naar de kampen in Nederland of Oost-Europa, met uitzondering van een groep gemengd-gehuwde Joden. Dit waren Joden met een niet-Joodse huwelijkspartner. Er waren daarnaast nog wel illegale Joden in Nederland die ondergedoken waren. Wanneer zij in hun onderduikplaats werden ontdekt werden ze naar de Hollandsche Schouwburg gebracht. Uiteindelijk werd de schouwburg als deportatieplaats gesloten na het laatste transport op vrijdag 19 november 1943. Na die datum vonden er nog wel transporten uit Amsterdam plaats maar dan vanuit het Huis van Bewaring aan de Amstelveenseweg.
Vrijstellingen
17.500 medewerkers van de Joodse Raad werden tot nader order vrijgesteld van deportatie, omdat zij op bevel van de nazi's assisteerden bij het wegvoeren van Joden uit Nederland. Vijftienduizend andere Joden kregen ook zo'n vrijstellingsstempel (Sperre) in hun persoonsbewijs, zoals diamantbewerkers en Joden met een niet-Joodse partner. Velen probeerden een Sperre te bemachtigen, maar het stempel gaf slechts tijdelijk uitstel van deportatie, na enkele maanden werd men alsnog gedeporteerd.
De Crèche
Vanaf 1924 was aan de Plantage Middenlaan 31, recht tegenover de Hollandsche Schouwburg, de Crèche gevestigd. Deze Crèche, die officieel 'Vereeniging Zuigelingen-Inrichting en Kinderhuis' heette, stond vanaf 1926 onder leiding van directrice Henriëtte Henriquez Pimentel. Zowel Joodse als niet-Joodse kinderen werden in de Crèche ondergebracht en verzorgd. Ook het personeel was gemengd. Jonge vrouwen konden er intern een opleiding tot kinderverzorgster volgen. Tijdens de oorlog, in 1941, werd na een Duitse verordening het niet-Joodse personeel ontslagen.
Dependance
In oktober 1942 werd het gebouw gevorderd als dependance van de Hollandsche Schouwburg en veranderde de functie van de Crèche. Kinderen tot dertien jaar oud moesten gescheiden van hun ouders de deportatie afwachten in de Crèche. Vanwege de beperkte ruimte in de Hollandsche Schouwburg vond de Duitse bezetter dat gebouw niet geschikt om kinderen onder te brengen. Ook dacht men dat kinderen voor onrust zouden zorgen. Het was voor ouders moeilijk om gescheiden van hun kinderen te zijn, maar het was vaak een opluchting dat hun kinderen in de Crèche in een nog enigszins kindvriendelijke omgeving verbleven, en daar konden spelen. Tijdens de transporten van de Hollandsche Schouwburg naar gereedstaande treinen voor deportatie werden ouders en kinderen weer herenigd.
Verzet
In januari 1943 legde Walter Süskind contact met Joop Woortman, een niet-Joodse verzetsman. Samen met Henriëtte Pimentel ontwikkelden zij ontsnappingsroutes voor kinderen uit de Crèche. Aanvankelijk werden voornamelijk baby's gesmokkeld in tassen of iets anders draagbaars en op het Centraal Station overgedragen aan verzetsmensen. Zij zorgden dan voor onderduikplaatsen elders in het land. Later werden ook andere smokkelmethoden toegepast. Kinderen ontsnapten via aangrenzende panden en tuinen of 'verdwenen' tijdens wandelingen.
Vier illegale groepen van kinderwerkers hebben kinderen uit de Crèche ondergebracht en gered. De groep waarin Joop Woortman actief was, heette de Naamloze Vennootschap ofwel de NV-groep. Daarnaast was er de Amsterdamse Studenten Groep van Piet Meerburg, het Utrechts Kindercomité en de Trouw groep die was verbonden met de gelijknamige illegale krant.
Redders
De Joodse Sieny Cohen-Kattenburg was kinderleidster in de Crèche tegenover de Schouwburg. Net als directrice Henriëtte Pimentel was Sieny betrokken bij het redden van kinderen. Zij smokkelde hen uit de Crèche, zodat ze via verzetsgroepen konden onderduiken. Als de ouders van de kinderen die zij verzorgde in de Hollandsche Schouwburg waren, probeerde ze hen over te halen hun kinderen te laten onderduiken. Pas na toestemming van de ouders konden ze de kinderen laten onderduiken. Eind september 1943 moest Sieny zelf onderduiken om te overleven.
De niet-Joodse Piet Meerburg studeerde rechten in Amsterdam. In 1942 stopte hij zijn studie en begon met het redden van Joodse kinderen. Hij werd leider van de Amsterdamse Studentengroep die kinderen uit de Crèche smokkelde en liet onderduiken. Met drie andere verzetsgroepen werden ongeveer zeshonderd kinderen uit de Crèche gered.
Einde
Op 26 juli 1943 werden alle kinderen en medewerkers uit de Crèche naar de Polderweg afgevoerd. Slechts drie verzorgsters keerden die dag terug naar de Plantage Middenlaan. De anderen, waaronder directrice Pimentel, werden gedeporteerd naar Westerbork en vandaar verder. Voor de drie overgebleven kinderverzorgsters; Betty Oudkerk, Sieny Cohen-Kattenburg en Virrie Cohen, werd het een drukke tijd waarin door de vele razzia's de Crèche overvol zat. Virrie Cohen had nu de leiding. Het smokkelwerk ging onverminderd door. Bijna dagelijks werden kinderen door een van de vier ondergrondse groepen opgehaald. Op 29 september 1943, de dag voor Rosj Hasjana, het Joodse nieuwjaar, ontruimden de nazi's de Crèche definitief. De Joodse Raad werd opgeheven en alle medewerkers werden gedeporteerd naar Westerbork. Betty Oudkerk, Sieny Cohen-Kattenburg en Virrie Cohen hebben de oorlog overleefd in onderduik.
Andere locaties voor deportatie
In Amsterdam wezen de Duitse bezetters naast de Hollandsche Schouwburg ook andere locaties aan waarvandaan Joden op transport werden gezet. In de beginperiode van de deportaties uit Nederland, in juli 1942, moesten Amsterdamse Joden zich melden op Centraal Station voor onmiddellijke deportatie. In 1943 werden Joden ook rechtstreeks gedeporteerd van de Polderweg bij het Muiderpoortstation en de Borneo- en Panamakade in Zeeburg aan het IJ. Daarnaast was de Zentralstelle für jüdische Auswanderung, net als de Hollandsche Schouwburg, een verzamelplaats voor zowel onmiddellijke als latere deportatie.
In Den Haag werd het Joodsch Tehuis aan de Paviljoensgracht 27 de verzamelplaats voor deportatie van de Haagse Joden. De slachtoffers verbleven hier vaak enkele uren, maar soms ook dagen, totdat tram 13 hen 's nachts naar gereedstaande treinen bracht op het Staatsspoor (het latere Centraal Station). Ook werden Joden uit Den Haag rechtstreeks van het Staatsspoor weggevoerd. In Rotterdam was Loods 24 het meldpunt, in de Entrepotstraat in het havengebied. Deze loods lag bij een spoorwegverbinding. Vrijwel alle Joodse gedeporteerden uit de Maasstad zijn vanuit hier weggevoerd. Elders in Nederland waren ook verzamelplaatsen of werden Joden via plaatselijke politiebureaus gedeporteerd.
Film en documentaire
In 2006 werd de DVD Geen voorstelling van te maken gepresenteerd. Deze DVD, met historische beelden en getuigenissen van overlevenden, geeft een beeld van wat zich tijdens de oorlogsjaren in en rond het gebouw heeft afgespeeld. De dvd is te koop in de Hollandsche Schouwburg en in de Museumshop van het Joods Museum.
In 2012 maakte Rudolf van den Berg de speelfilm Süskind, over Walter Süskind, zijn werk als beheerder van de Hollandsche Schouwburg, de dilemma’s en de reddingsacties voor kinderen.