Joden in Wenen rond 1900. Een cultuur van contrasten
Deze tentoonstelling was te zien tot 17 januari 1999
Het Joods Museum besteedt in deze expositie (16 oktober 1998 t/m 17 januari 1999), met de nabije eeuw- zelfs millennium-wisseling in het verschiet, aandacht aan een roerige en ingrijpende periode van ontwikkelingen en tegenstellingen een eeuw geleden in Wenen. De tentoonstelling is een enscenering van een fictieve avond bij het echtpaar Paula en Richard Beer-Hofmann, een invloedrijke Weens-Joodse familie. Prominente genodigden als Schönberg, Freud, Kokoschka, Herzl en vele anderen nemen die avond een geschenk mee. De gasten en hun rekwisieten maken tezamen inzichtelijk welke rol Joden speelden bij de culturele en politieke ontwikkelingen tijdens het Weense fin de siècle. Joden in Wenen rond 1900 bestaat uit twee lange gedekte tafels, een reconstructie van het interieur van Beer-Hofmanns woning en in het totaal ongeveer honderd objecten, variërend van schilderijen, tekeningen, foto's tot meubilair, manuscripten en composities.
De expositie is een initiatief van de Oostenrijkse Ambassade in Den Haag. Zij is gerealiseerd door het Joods Museum in samenwerking met het Jüdisches Museum in Wenen. Bovendien maakt zij onderdeel uit van het Festival van contrasten, het jubileumprogramma van de Stichting Praemium Erasmianum. Na 17 januari reist de tentoonstelling verder naar Wenen.
Tegen het eind van de vorige eeuw wankelde de machtspositie van Oostenrijk. In 1859 gingen de Noord-Italiaanse provincies verloren. Het Duitse eenwordingsproces tastte bovendien Oostenrijks hegemonie in Midden-Europa aan. Met het einde van de Eerste Wereldoorlog hield Oostenrijk op een Europese grootmacht te zijn. De gevolgen voor de binnenlandse politiek bleven niet uit. In 1873 vond er in Wenen een beurskrach plaats, die tot een golf van antisemitisme leidde. De meerderheid van de Weense bevolking verkoos in 1895 de antisemitische politicus Karl Lueger tot burgermeester. Gedwongen door de vijandige omgeving zetten de Joden, bijna negen procent van de bewoners in Wenen, hun politieke onmacht om in culturele activiteiten. De Joodse elite drukte haar stempel op de Oostenrijkse avant-garde van die tijd, ook wel bekend als Wiener Moderne. Deze stroming vond een abrupt einde met de Anschluss in 1938. De wisselwerking tussen sociale isolatie en een solidariteitsgevoel dwong vele geassimileerde Joden tot een exclusief Joods gezelschap.
Richard Beer-Hofmann, de gastheer in de tentoonstelling, was jurist en lid van de literaire kring Jung Wien. Leden van deze avant-garde kring waren voornamelijk van Joodse afkomst. Hetzelfde gold voor het psychoanalytische Mittwochsgesellschaft. In dit soort kringen werd heftig gediscussieerd en kregen bepaalde ideeën gestalte. Hoewel de avond bij de familie Beer-Hofmann denkbeeldig is, geeft de samenstelling van de bezoekers en hetgeen zij meebrengen de historische situatie weer. Dat intellectuelen uit verschillende disciplines elkaar opzochten bij dit soort avonden was typisch Weens.
Onder de gasten van deze avond bevinden zich ondermeer de journalisten Karl Kraus en Felix Salten, de wetenschappers Sigmund Freud en Emil Zuckerkandl, de kunstcritici Berta Zuckerkandl en Ludwig Hevesi, de dichters Arthur Schnitzler en Peter Altenberg en de componisten Gustav Mahler en Arnold Schönberg.
Een Gastenboek, een tweetalige Engels-Duitse copublicatie van het Joods Museum en het Jüdisches Museum, vergezelt de tentoonstelling. Uitgeverij Meulenhoff presenteert de Nederlandse vertaling van Vienna and the Jews, geschreven door de Amerikaanse historicus Steven Beller.