Een onbekend bestaan

Archief
tot 22 september

Een onbekend bestaan: Oriëntaalse Joden van Centraal-Azie en de Kaukasus

Het bestaan van groepen Joden in Oezbekistan, Azerbeidzjan, Dagestan en Georgië is vrijwel onbekend. Deze republieken zijn na het uiteenvallen van de Sovjet Unie vooral in het nieuws gekomen als conflicthaarden. Oriëntaalse Joden leven daar al eeuwenlang temidden van andere volkeren zowel in een islamitische als in een christelijke omgeving. In de negentiende eeuw werden deze gebieden aan het Russische Rijk toegevoegd. Om de vele volkeren en hun materiële cultuur in kaart te brengen, werden eind vorige eeuw en begin deze eeuw expedities uitgevoerd waarbij ook joodse bevolkingsgroepen werden aangetroffen. De unieke collecties die toen verzameld werden, zijn nu in bezit van het Russisch Museum voor Etnografie in St. Petersburg (RME). De collecties van de Oriëntaalse Joden van Centraal-Azië en de Kaukasus worden nu voor het eerst in het Joods Historisch Museum getoond. Na de expositie van de An-ski collectie uit het RME in 1992 is dit opnieuw een wereldpremière. Dankzij de samenwerking met het RME kon het museum tussen 26 februari en 22 september 1998 de bijzondere schatten van deze in West-Europa onbekende joodse gemeenschappen presenteren.


In de tentoonstelling zijn een paar honderd objecten te zien uit het eind van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw. Een schat aan kostuums en juwelen naast gebruiksvoorwerpen, exotische tapijten en textiel wisselen amuletten en rituele objecten af. Het geheel wordt aangevuld met ongepubliceerde historische foto's, die een authentiek beeld geven van het joodse leven en van de gebruikscontext van de voor-werpen. De objecten vertonen grote overeenkomst met die van de lokale bevolking. Zoals overal ter wereld hebben Joden zich aangepast aan de omgevingscultuur. De kleding van joodse vrouwen in moslimgebieden bijvoorbeeld was volledig aangepast aan de kleding-voorschriften van de islam; zij mochten alleen gesluierd over straat. Aangezien de geografische afstanden tussen de gebieden groot zijn, zijn er interessante verschillen in de materiële cultuur van de joodse groepen onderling. De samenwerking met de Russische collega's stelt ons in staat deze interculturele aspecten van het joodse leven in Centraal-Azië en de Kaukasus te belichten.

De collecties zijn tot stand gekomen dankzij het werk van bekende Russische etnografen als Samuel Dudin en Alexander Miller. De objecten uit de joodse collecties van het RME komen uit verschillende bronnen: eigen veldwerk van het museum, aankopen van individuen en bijdragen van andere musea. Door sluiting kwamen etnografische collecties van enkele musea bij het RME terecht. De voornaamste was die van het Museum voor Etnische Studies in Moskou in 1948. Het RME heeft nooit een bewust beleid gevoerd om joodse collecties op te bouwen. Bij toeval werden tijdens algemeen etnografisch onderzoek ook joodse objecten ontdekt, die vervolgens werden aangekocht voor de museumcollectie. Gedurende de gehele Sovjet-periode zijn de collecties bewaard gebleven. Conservatoren van het RME hebben de laatste jaren intensief onderzoek verricht naar deze vergeten verzamelingen en zij wisten deze collecties te verrijken door nieuw veldwerk en met recente aankopen.

De Boechaarse Joden (Oezbekistan, Centraal-Azië), de Bergjoden (Azerbeidzjan, Dagestan, Kaukasus) en de Georgische Joden (Georgië, Kaukasus) kennen ieder hun eigen historische ontwikkeling. Zij hebben gemeen dat zij zijn voortgekomen uit de Babylonische ballingschap en afstammen van de Perzische Joden. De migratie van hun verre voorvaders oostwaarts, van het Heilige Land naar Babylonië, wordt weerspiegeld in de westwaartse richting waarin de synagogen zijn gebouwd. De Heilige Ark bevindt zich in de westelijke muur, richting Jeruzalem. Na 559 voor de christelijke jaartelling vestigden de eerste Joden zich in Georgië en Centraal-Azië. In de zevende en achtste eeuw begon ook in Azerbeidzjan de immigratie van Joden vanuit Noord-Perzië. Enkele eeuwen later vestigden ze zich nog noordelijker in Dagestan. De Joden in Centraal-Azië en de Bergjoden in de oostelijke Kaukasus leefden onder een moslimheerschappij met de `Omar voorwaarden'. Ze moesten speciale belastingen betalen, in aparte buurten wonen en kleding-voorschriften opvolgen. Gedwongen bekering tot de islam kwam op grote schaal voor. In Georgië daarentegen leefden Joden in een christelijke omgeving. Joden hadden de status van lijfeigene. De onderwerping aan de locale feodale heer bood hen bescherming. Na de inlijving van Georgië in het Russische Rijk in 1864 werd de lijf-eigenschap afgeschaft. Joodse ex-lijfeigenen werden pachters.
Uit religieuze overtuiging en politiek zionistische idealen kwam er vanuit deze gebieden vanaf de late negentiende eeuw een gestage stroom emigranten naar Erets Israël op gang. Tijdens het Sovjet-bewind kwam deze tot stilstand. Enerzijds heeft de Perestrojka een herleving van het joodse leven tot gevolg gehad. Anderzijds zou dit het einde kunnen betekenen van ruim tweeduizend jaar joodse geschiedenis. Joden verlaten in groten getale deze gebieden, die geteisterd worden door etnische conflicten, en vestigen zich in Israël en Amerika. De expositie is onderdeel van een serie tentoonstellingen, die in het kader van 50 jaar Israël worden gehouden.

In de Engelstalige, rijk geïllustreerde catalogus Facing West. Oriental Jews of Central Asia and the Caucasus zijn de unieke Oriëntaals-joodse collecties van het RME voor het eerst gepubliceerd. In de artikelen worden naast de rijke geschiedenis ook de recente ontwikkelingen met het massale vertrek van Joden uit deze streken beschreven.

Deze tentoonstelling is niet langer te bezoeken
bekijk de agenda voor de actuele tentoonstellingen.