In dit pand is van zomer 1941 tot februari 1943 een ‘Joodsch Lyceum’ ingericht. Joodse leraren en leerlingen zijn op last van de bezetter uit de gewone scholen verwijderd. Het Joodsch Lyceum is waar Dolf Cohen – de latere rector van de Rijksuniversiteit Leiden – en Hetty Koster solliciteren, lesgeven, verliefd worden en zich verloven. Op het Joodsch Lyceum geeft Dolf Nederlands, en aan de eindexamenklas ook geschiedenis. Hetty verzorgt de overige geschiedenislessen. Haar man Arnold Cosman had op 14 mei 1940 zelfmoord gepleegd, en zij was teruggekeerd naar het ouderlijk huis aan de Bos en Vaartstraat, waar een jaar later haar vader overleed. Rond de verloving gaat Hetty langs bij de man die voor haar en haar moeder alvast onderduik heeft geregeld voor wanneer de tijd daar is. Ze vraagt hem of hij, nu ze verloofd is, ook voor Dolf een adres kan vinden. Deze man is de zoon van haar geliefde geschiedenisleraar op het Haarlems gymnasium, Jan Bartstra. Aan hem bovenal hebben zij hun overleven, en hun zoons Job en Floris Cohen, hun bestaan te danken.
Na de sluiting van de school duiken ze op afzonderlijke plekken in het land onder. Dolf zit tot de bevrijding in huis bij Willem Fuhri Snethlage op de Vijverlaan in Haarlem. Hetty’s onderduik, op tal van plekken in het midden en oosten van het land, is heel wat avontuurlijker. Ze zien elkaar op Bevrijdingsdag terug, en trouwen binnen een maand. Een jaar later word Floris geboren, en Job weer een jaar later. Als leerling van het Stedelijk Gymnasium is Floris zes jaar lang vrijwel dagelijks door de Wilhelminastraat gefietst, zonder te beseffen dat daar het Joodsch Lyceum gevestigd was geweest. Zijn ouders hebben Floris en Job veel over die periode verteld, maar waar dat gebouw dan was niet. Het wordt Floris pas duidelijk als hij in 2019 wordt gevraagd op 4 mei tijdens Open Joodse Huizen daar een verhaal te houden. Op 4 mei 2023 vertelt hij dat verhaal opnieuw.