Haarlem

In de Middeleeuwen hebben zich sporadisch Joden in Haarlem opgehouden, maar van een blijvende vestiging is, net als elders in de Nederlanden, in die periode geen sprake geweest.

In 1605 deden enige Portugees-Joodse kooplieden een mislukte poging om zich in de plaats te vestigen. Het bleek ondoenlijk om de vereiste 50 families naar Haarlem te halen, zonder welke de plaatselijke overheid geen toestemming wou geven om een openbare synagoge te stichten.

Joodse begraafplaats in Haarlem, schilderij van Johannes jelgershuis, 1833

Joodse begraafplaats in Haarlem, schilderij van Johannes jelgershuis, 1833

-

JHM M000180

In het begin van de achttiende eeuw vestigen de eersteHoogduitse Joden zich in Haarlem; een van hen verkrijgt in 1703 het poorterschap. Aanvankelijk werden de Joden in hun beroepsmogelijkheden ernstig beperkt doordat het hen verboden is tot de gilden toe te treden.
In 1742 wordt er in Haarlem een Joodse school gesticht. Kort na het midden van de eeuw verwerven de Joden het recht tot het houden van godsdienstoefeningen in een huis aan Zoetestraat.

In 1765 krijgt men toestemming tot het openen van een synagogeop de eerste verdieping van een huis aan de Begijnhof, het huidige Goudsmidpleintje. Een jaar later geeft het stadsbestuur officieel verlof om een Joodse gemeente te organiseren. In 1770 richt deze gemeente een begraafplaats in aan het Bolwerk.

De beginjaren van de Joodse gemeente werden gekenmerkt door onlusten en problemen. In 1794 zag het stadsbestuur zich daarom genoodzaakt in te grijpen in de interne aangelegenheden. Aan het einde van de achttiende eeuw werd er in Haarlem ook een Portugese Joodse gemeente gevormd, die geruisloos weer is ontbonden.
Aan het begin van de negentiende eeuw waren de economische omstandigheden van het grootste deel der Joden in Haarlem ongunstig, dit ondanks de burgerlijke gelijkstelling van 1796. Het stadsbestuur moest de Joodse gemeente dan ook herhaaldelijk ondersteunen, zowel bij de oprichting van de armenschool in 1819, als bij de nieuwbouw van de synagoge aan de Lange Begijnenstraat in 1841.

Binnen de Joodse gemeenschap waren naast de kerkenraad en het kerkbestuur verscheidene genootschappen actief op maatschappelijk, sociaal, godsdienstig en cultureel gebied. In de laatste decennia van de negentiende eeuw maakten ook enige Joodse gezelligheidsverenigingen een korte bloei door.

De eerste begraafplaats van de Joodse gemeente te Haarlem aan het Bolwerk was in gebruik tussen 1770 en 1833. Een deel van de algemene begraafplaats aan de Kleverlaan werd in 1832 de Joodse gemeenschap ter beschikking gesteld en heeft tot 1915 als Joodse begraafplaats gediend. Daarnaast werd in 1877 een aparte Joodse begraafplaats ingericht aan de Amsterdamsche Straatweg, de tegenwoordige Amsterdamse Vaart. Hier wordt tot op heden begraven. Toen de begraafplaats aan het Bolwerk in 1960 geruimd werd, zijn de stoffelijke resten overgebracht naar de begraafplaats aan de Amsterdamse Vaart.

Genodigden bij de installatie van Ph. Frank als opperrabbijn van Noord-Holland, 1937

Genodigden bij de installatie van Ph. Frank als opperrabbijn van Noord-Holland, 1937

Aan het einde van de negentiende eeuw namen het aantal Joden en de activiteiten van de Joodse gemeenschap in Haarlem, mede onder invloed van de industrialisatie, toe. Een belangrijke rol in het godsdienstige leven werd gespeeld door Rabbijn Simon Ph. de Vries, een voorvechter van het zionisme.
Vanaf het begin van de twintigste eeuw werden in Joods Haarlem diverse nieuwe verenigingen opgericht op godsdienstig, cultureel, maatschappelijk en zionistisch gebied. In een vleugel van het St. Elisabeth Gasthuis, een algemeen ziekenhuis, werd in 1930 een Joods ziekenhuis gevestigd. In 1936 werd Haarlem de residentie van het provinciale opperrabbinaat.

Door de komst van vluchtelingen uit Duitsland nam de Joodse bevolking van Haarlem in de dertiger jaren aanzienlijk toe. Kort na de bezetting werden de Joodse vluchtelingen uit Duitsland gedwongen de kuststreek, dus ook Haarlem, weer te verlaten. In Haarlem werd eerst een vertegenwoordiging van de Joodse Coördinatie Commissie opgezet, later kwam er een afdeling van de Joodse Raad. Beiden stonden onder leiding van opperrabbijn Frank. Toen als reactie op de deelname van Haarlem aan de Februaristaking van 1941 een NSB-burgemeester aangesteld werd, werden de anti-Joodse maatregelen in versneld tempo ingevoerd.

Na verwijdering van de Joodse kinderen uit het openbare onderwijs werden een Joodse kleuterschool, een lagere school en een lyceum opgericht. Vanaf augustus 1942 begonnen de deportaties. Een aantal vooraanstaande Joodse inwoners van Haarlem, onder wie opperrabbijn Frank, werd gefusilleerd. Er zijn naar schatting meer dan duizend mensen uit Haarlem gedeporteerd, van wie er slechts een tiental uit de kampen terugkeerden.
De synagoge werd geplunderd, maar de Torarollen bleven gespaard. Ook op de Joodse begraafplaats aan de Amsterdamse Vaart werden vernielingen aangericht.

Na de oorlog werd de synagoge verkocht en gesloopt. De heropgerichte Joodse gemeente kocht in 1949 een pand aan het Kenaupark 7 en vestigde er een nieuwe synagoge, een school en kantoren. Het Joodse ziekenhuis werd verkocht. Van de opbrengst werd zowel in Haifa als in Haarlem een bejaardenhuis ingericht. Dit laatste, het Rabbijn de Vrieshuis, werd in 1991 opgeheven.

De Joodse begraafplaats werd zoveel mogelijk hersteld. De stichting Boete en Verzoening nam in 1996 het initiatief om de begraafplaats verder op te knappen. In de directe omgeving van Haarlem bevinden zich nog drie andere Joodse begraafplaatsen, in Overveen, Hoofddorp en Santpoort-Zuid. De begraafpaats Overveen (sinds 1797 gelegen aan de Tetterodeweg) heeft in 2005 monumentenstatus gekregen.

Sinds het najaar van 2002 zijn de archieven van de Joodse gemeente Haarlem geordend en voor publiek toegankelijk bij de Archiefdienst voor Kennemerland.

In september 2012 is op het Philip Frankplein een monument onthuld ter nagedachtenis aan de Joden die in de Tweede Wereldoorlog zijn weggevoerd en vermoord, met daarop al hun namen.

Aantal Joden in Haarlem en omgeving

jaar

1798

198

1809

166

1840

418

1869

571

1899

819

1930

1130

1951

260

1971

184

1998

71