De Obbene en de Dritt Sjoel
Het Hoogduits Synagogencomplex
Het Hoogduits Synagogencomplex bestaat uit vier synagogen en is het grootste van Europa. Ofschoon de Hoogduitse (asjkenazische) joden al vanaf 1635 in Amsterdam woonden, bouwde men de eerste synagogen pas in de tweede helft van de 17e eeuw. De oudste synagoge van het complex is de Grote Synagoge of Grote Sjoel (1671), ontworpen door de stadsbouwmeesters Elias Bouman en Daniël Stalpaert. Voor de gestaag groeiende gemeente was de Grote Sjoel al snel te klein. In korte tijd bouwde men ter plaatse nog drie synagogen, de Obbene Sjoel (1686-1688), de Dritt Sjoel (1700) en de Nieuwe Sjoel (1730). In 1752 bouwde architect G.F. Maybaum op de plaats van de toenmalige Nieuwe Sjoel een nieuw gebouw, de grootste van de vier synagogen en tevens de fraaiste, met zijn koepel en de ingang met Ionische zuilen.

De Obbene en de Dritt Sjoel : twee nieuwe synagoge voor de Hoogduitse joden van Amsterdam
Na de bouw van de Grote Synagoge in 1671 ontstond al binnen korte tijd ruimtegebrek. Vandaar dat er al snel begonnen werd met de bouw van een tweede en derde synagoge voor de Hoogduitse joden van Amsterdam. De Obbene Sjoel en de Dritt Sjoel zijn beide kleine synagogen, die in hun oorspronkelijke staat deden denken aan de huissynagogen waar de Hoogduitse joden hun diensten voor de bouw van de Grote Synagoge hielden.

De Obbene Sjoel
De Obbene Sjoel dankt zijn naam aan het feit dat het gebouw een bovenruimte ('obben') in beslag neemt. De ruimte onder de synagoge was vroeger een vleeshal. Dit oorspronkelijk houten gebouw stond op een achtererf aan de Nieuwe Amstelstraat, dat in 1671 aangekocht was door de joodse gemeente. In 1685 werd het houten gebouw gesloopt en kwam er een smal, langgerekt gebouw. De onderruimte deed wederom dienst als vleeshal en boven kwam de synagoge. Later werd op de plaats van de vleeshal een mikwe gebouwd.
De Obbene Sjoel had twee galerijen boven elkaar, die beide niet voor vrouwen maar voor mannen bestemd waren. Er waren aanvankelijk 390 zitplaatsen. Van de Obbene Sjoel zijn aanmerkelijk minder afbeeldingen bekend dan van de Grote Synagoge. Dit hangt samen met het feit dat de Obbene Sjoel (net als de Dritt Sjoel) werd bezocht door mensen met een lagere sociale status dan de leden van de Grote Synagoge. De bekendste afbeelding is een gravure van Bernard Picart uit 1725.

De bovenste galerij is al spoedig via de achterwand doorgetrokken naar de linkerwand. Later werden er ook zitplaatsen voor vrouwen op de onderste galerijen gecreëerd.
De ontkerkelijking en de trek van joden uit de oude jodenbuurt naar nieuwe wijken aan de rand van de stad in het begin van de 20ste eeuw hadden tot gevolg dat de Obbene Sjoel vanaf 1924 alleen nog werd gebruikt als leerlokaal voor de religieuze vereniging Tiferet Bachoeriem.

In de Tweede Wereldoorlog zijn de zeventiende-eeuwse Ark en de galerijen verloren gegaan. In 1966 is het gebouw door architect J. Schipper gerestaureerd. In afwachting van een beslissing over de herbestemming van het Synagogencomplex werd de restauratie tot een bouwkundig herstel beperkt. Toen zijn ook de galerijen opnieuw aangebracht.
Toen in 1986 het Joods Historisch Museum verhuisde naar het synagogencomplex waren het museumcafé en de boekwinkel in de voormalige Obbene Sjoel te vinden.

De Dritt Sjoel
Al in 1680 kocht de Hoogduitse gemeente twee huisjes met klokgevels, gelegen aan de huidige Nieuwe Amstelstraat. Deze lagen vóór de houten vleeshal die op de plek stond waar in 1685 de Obbene Sjoel zou verrijzen. Op een anonieme gravure uit 1693 getiteld De Hoogduytse Joode Synagoge zijn de huisjes nog te zien.

In 1700 werd in deze huisjes een synagoge gevestigd die de Dritt Sjoel genoemd werd, de derde synagoge van de Hoogduitse joden in Amsterdam. In 1777 werden de oude huisjes vervangen door een nieuw gebouw, uitgevoerd door meestertimmerman Teunis Bosman dat op 3 april 1778 werd ingewijd. Dit nieuwe gebouw kennen wij nu nog als de Dritt Sjoel. De benedenruimte en de bijbehorende galerijen aan weerszijden waren bedoeld voor synagogediensten. Ook deze galerijen waren, net als in de Obbene Sjoel, uitsluitend voor mannen. Volgens een inboedelbeschrijving uit het eind van de achttiende eeuw waren er 164 zitplaatsen.

De beide verdiepingen boven de synagogeruimte waren aanvankelijk in gebruik als leerlokaal van het genootschap Beth Hamidraj Ets Haim, tot dit leerhuis in 1883 naar Rapenburgerstraat 109 verhuisde. Na een verbouwing van de bovenverdiepingen in 1884 nam het genootschap Resjiet Chochma (begin der wijsheid) haar intrek in deze ruimtes.
In de oorlogsjaren is het volledige interieur van de synagoge verloren gegaan. Van de Ark zijn alleen sporen op de wand achtergebleven.
Nadat de Gemeente Amsterdam in 1954 de gebouwen overnam, werd ook de Dritt Sjoel in 1996 gerestaureerd door architect J. Schipper. Hij bracht de voorgevel, waar in 1855-1856 tussen de twee deuren één groot venster was aangebracht, grotendeels terug in de oude staat.
Een nieuwe bestemming: het Joods Historisch Museum
In 1974 werd het Hoogduits Synagogencomplex van de gemeente gekocht voor het symbolische bedrag van 1 gulden door het Joods Historisch Museum, toen nog gevestigd in de Waag. Het doel was om de vier oude synagogen om te bouwen tot museum, en op deze wijze in ere te herstellen. Bij de verbouwing tot museum in de periode 1976-1987 is het vloerniveau van de Obbene Sjoel verlaagd. De twee moderne galerijen aan de rechter- en achterwand werden lager aangebracht dan de oorspronkelijke. Van 1987 tot eind 2005 is de Obbene Sjoel in gebruik geweest als museumshop en -café.

De Dritt Sjoel is van 1981 tot 1985 (toen het synagogencomplex al zijn museumbestemming had gekregen) gebruikt voor synagogediensten van de Russensjoel. Echter, wegens verbouwing hebben er nooit diensten plaatsgevonden. Nu bevinden zich kantoren van het Joods Historisch Museum in de Dritt Sjoel.
In 2005 en 2006 is het museum opnieuw ingrijpend verbouwd. De Obbene Sjoel werd voorzien van tussenvloeren en een trappenhuis, waarmee het de definitieve plek werd van het JHM Kindermuseum.

